ECLI:NL:GHARL:2015:4489
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Partneralimentatie en de voorwaarden voor samenleving in de zin van artikel 1:160 BW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een man en een vrouw die in 1990 met elkaar zijn gehuwd en in 2007 zijn gescheiden. De man verzoekt om wijziging van de alimentatie, die in het echtscheidingsconvenant is vastgelegd, op grond van de stelling dat de vrouw samenleeft met een nieuwe partner in de zin van artikel 1:160 BW. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 september 2014, waarin het verzoek van de man werd afgewezen. De man stelt dat er sprake is van een affectieve relatie tussen de vrouw en haar partner, die alle kenmerken van een huwelijk vertoont. De vrouw betwist dit en stelt dat haar partner in zijn eigen woning verblijft en dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding.
Het hof overweegt dat voor de beëindiging van de alimentatieplicht op grond van artikel 1:160 BW vereist is dat er een duurzame affectieve relatie bestaat, waarbij de partners elkaar wederzijds verzorgen en samenwonen. Het hof concludeert dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat de vrouw en haar partner niet als samenwonend kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft de grieven van de man in eerste aanleg terecht verworpen.
Daarnaast wordt de draagkracht van de man besproken. De man stelt dat zijn financiële situatie is verslechterd, maar het hof oordeelt dat zijn inkomen in 2014 hoger is dan in 2007, en dat er geen sprake is van een wanverhouding die wijziging van de alimentatie rechtvaardigt. Ook de inspanningsverplichting van de vrouw wordt behandeld. Het hof erkent dat de vrouw zorg draagt voor de kinderen en dat haar inkomen onder het bijstandsniveau ligt, waardoor er geen grond is voor wijziging van de alimentatie.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.