ECLI:NL:GHARL:2015:4473

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
TBS P15/0070
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de terbeschikkingstelling en beoordeling van de verlenging in het kader van de Wet op de terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 26 januari 2015, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1960, was in behandeling in een kliniek en had beroep aangetekend tegen de verlenging van zijn terbeschikkingstelling. Tijdens de zitting op 28 mei 2015 zijn zowel de terbeschikkinggestelde als zijn raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, en de advocaat-generaal, mr. A.H.J.M. Damen, gehoord. De raadsvrouw voerde aan dat de terbeschikkingstelling niet was opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, en verzocht om de beslissing te vernietigen. Subsidiair vroeg zij om een verlenging van slechts één jaar, zodat er ruimte zou zijn voor onderzoek naar plaatsing in een vervolginstelling.

De advocaat-generaal daarentegen stelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat de stoornis en het recidivegevaar nog steeds aanwezig waren. Hij concludeerde tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en bevestigde de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Het hof verwees ook naar uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ter ondersteuning van zijn oordeel.

Uitspraak

TBS P15/0070
Beslissing d.d. 11 juni 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [1960],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 26 januari 2015, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 2 februari 2015;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 30 april 2015, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 15 oktober 2014 tot en met 29 april 2015;
- een door de raadsvrouw overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 28 mei 2015 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, en de advocaat-generaal
mr. A.H.J.M. Damen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de beslissing te vernietigen en de vordering tot verlenging af te wijzen. De raadsvrouw handhaaft haar in eerste aanleg gehouden betoog dat er sprake is van een van een in duur gemaximeerde terbeschikkingstelling nu in het vonnis van de rechtbank van 12 mei 2010 niet is overwogen dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de ingezette lijn door de Hoge Raad een onjuiste interpretatie is van de wet, alsmede van het arrest van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) d.d. 31 juli 2012 in de zaak Van der Velden tegen Nederland. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de terbeschikkingstelling met slechts één jaar te verlengen teneinde een vinger aan de pols te houden. Gelet op de vertraging die in de afgelopen vier jaar door bezuinigingen, reorganisatie en wisseling van staf in de behandeling is ontstaan, is het noodzakelijk dat de kliniek nu wel op voortvarende wijze te werk zal gaan. In dat jaar kan in het kader van een voorwaardelijke beëindiging onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden van plaatsing in een vervolginstelling.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat gelet op het indexdelict en de overweging van de rechtbank geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De stoornis en het recidivegevaar zijn onverminderd aanwezig. Uit de recente informatie van de kliniek blijkt dat de terbeschikkinggestelde de aangeboden therapieën succesvol ondergaat. De overgang van begeleid verlof naar onbegeleid verlof zal geleidelijk moeten verlopen. De door de terbeschikkinggestelde opgegeven vergelijking met andere terbeschikkinggestelden in een zelfde soort situatie geeft geen aanleiding tot een verlenging van kortere duur. De rechtbank heeft voldoende onderbouwd waarom een verlenging voor de duur van twee jaar is geïndiceerd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Met betrekking tot de vraag of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, wijst het hof nog op twee uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens: EHRM 13 november 2014 inzake A. en anderen tegen Nederland (appl. 40060/13 ) en EHRM 2 december 2014 inzake V. en anderen tegen Nederland (appl. 60345/13).

Beslissing

Het hof:
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 26 januari 2015 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. H.H.M. van Dijk als raadsheren,
en dr. A. Verheugt en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag als griffier,
en op 11 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.