ECLI:NL:GHARL:2015:4381

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
200.162.003-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bewindvoerder en de voorkeur van rechthebbenden in een onderbewindstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor [verweerder1]. De zaak is gestart door een verzoek tot onderbewindstelling van [verweerder1], ingediend door [verweerder2]. De kantonrechter had eerder een bewind ingesteld over de goederen van [verweerder1] vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand, waarbij [verweerder2] als bewindvoerder was benoemd. [verzoeker] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt de beschikking van de rechtbank te vernietigen en zichzelf als bewindvoerder aan te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2015 zijn [verzoeker], [verweerder2] en [belanghebbende] verschenen. [verweerder1] was niet aanwezig. [verzoeker] heeft verschillende grieven aangevoerd, waaronder het ontbreken van een medische verklaring en het vermoeden van vervalsing van de handtekening van [verweerder1] door [verweerder2]. [verweerder1] en [verweerder2] hebben echter betoogd dat het verzoek tot onderbewindstelling op zichzelf voldoende grond biedt om te oordelen dat [verweerder1] niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

Het hof heeft overwogen dat de benoeming van de bewindvoerder de voorkeur van de rechthebbende moet volgen, tenzij er gegronde redenen zijn om dit niet te doen. Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder2] al lange tijd de financiën van [verweerder1] beheert en dat er geen gegronde redenen zijn om deze benoeming te betwisten. Het hof heeft het verzoek van [verzoeker] om hem als bewindvoerder aan te stellen afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [verweerder1] voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.162.003/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3245474 MT VERZ 14-3063)
beschikking van de familiekamer van 11 juni 2015
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: [verzoeker],
wonende te [A],
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. L.M. Bongers, kantoorhoudend te Wijk bij Duurstede,
tegen
[verweerder1],
verder te noemen: [verweerder1],
en
Gerritje [verweerder2],
verder te noemen: [verweerder2],
beiden wonende te [B],
verweerders in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Kashyap, kantoorhoudende te Amsterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
verder te noemen: [belanghebbende],
wonende te Duitsland.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 30 september 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 30 december 2014, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen door het inleidend verzoek alsnog af te wijzen en subsidiair [verweerder1] alsnog onder bewind te stellen, waarbij hij als bewindvoerder wordt aangesteld.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 16 maart 2015, hebben [verweerder1] en [verweerder2] het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 13 maart 2015 een brief van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 12 maart 2015 met bijlagen;
- op 17 maart 2015 een journaalbericht van 16 maart 2015 van mr. Bongers met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 11 mei 2015 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoeker], bijgestaan door mr. Bongers, en [verweerder2], bijgestaan door mr. Kashyap. Tevens is [belanghebbende] verschenen. [verweerder1] is niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Naar aanleiding van een verzoek tot onderbewindstelling door [verweerder1], heeft de kantonrechter bij de bestreden beschikking een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verweerder1], als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand. [verweerder2] is daarbij tot bewindvoerder benoemd. Voorts heeft de kantonrechter bepaald dat [belanghebbende] en [verzoeker] (alsnog) worden opgeroepen om ter zitting aangaande het verzoek te worden gehoord.
3.2
[verzoeker] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

4.De motivering van de beslissing

4.1
[verzoeker] heeft in zijn eerste grief aangevoerd dat het verzoek tot onderbewindstelling door [verweerder2] is ingediend (gepresenteerd als wens van [verweerder1]) en dat de stukken niet aan de gestelde eisen voldoen. Voorts zijn de (andere) kinderen van [verweerder1] niet in het verzoek vermeld, hetgeen de indruk wekt dat [verweerder2] deze buiten de procedure heeft willen houden. Daarnaast bestaat het vermoeden, aldus [verzoeker], dat [verweerder2] de handtekening van [verweerder1] heeft vervalst. De rechtbank had niet, zonder alle belanghebbenden te horen, kunnen komen tot het uitspreken van de onderbewindstelling. Grief twee behelst dat [verzoeker] het niet eens is met de onderbewindstelling en hij acht [verweerder1] prima in staat om haar eigen belangen te behartigen. Een medische verklaring is niet overgelegd. In grief drie stelt [verzoeker] dat hij zich bovendien niet kan vinden in het benoemen van [verweerder2] tot bewindvoerder, aangezien het vertrouwen in [verweerder2] ontbreekt (onder meer vanwege het niet geven van inzage in de financiën van [verweerder1]).
4.2
[verweerder1] en [verweerder2] betogen dat een eigen verzoek van [verweerder1] tot onderbewindstelling op zichzelf voldoende grond is om te oordelen dat zij niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen ten volle behoorlijk waar te nemen en dat de rechtbank uiteindelijk alsnog alle kinderen in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. [verweerder1] heeft haar visuele beperking en haar totale lichamelijke toestand aangevoerd. Het is aan de rechter te beoordelen welke voorlichting hij in het concrete geval nodig acht. Ten aanzien van de benoeming van de bewindvoerder dient de voorkeur van de rechthebbende gevolgd te worden. [verweerder2] betwist de handtekening van [verweerder1] te hebben vervalst en heeft daartoe een afschrift van de betaalpas van [verweerder1] overgelegd. Bovendien blijkt uit een e-mail van de [a-bank] dat [verzoeker] zelf de handtekening van [verweerder1] heeft vervalst, hetgeen juist de aanleiding is geweest voor [verweerder1] om de onderbewindstelling te verzoeken. Voorts hebben [verweerder1] en [verweerder2] aangevoerd dat [verzoeker] heeft erkend dat [verweerder1] hulp behoeft om haar vermogensrechtelijke belangen naar behoren te kunnen behartigen, zodat slechts benoeming van de bewindvoerder nog voorligt. Het wel of niet inzage verlenen in de financiën in de periode voor de onderbewindstelling was niet aan [verweerder2], maar te bepalen door [verweerder1]. Voor de periode vanaf de onderbewindstelling geldt dat [verweerder2] rekening en verantwoording dient af te leggen aan de rechtbank. Van gegronde redenen die zich tegen de benoeming van [verweerder2] verzetten is niet gebleken. Benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder achten [verweerder2] en [verweerder1] niet aan de orde, gelet op het laten ontstaan van een schuld in de periode dat [verzoeker] de financiën voor [verweerder1] deed en -meer recent- de vervalsing van de handtekening door [verzoeker] teneinde zelf toegang tot de bankrekening van [verweerder1] te krijgen. Ook de andere dochter van [verweerder1], mevrouw [belanghebbende], heeft bezwaar tegen het benoemen van [verzoeker] tot bewindvoerder, aldus [verweerder1] en [verweerder2].
4.3
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling overweegt het hof als volgt. Mr. Bongers heeft ter zitting naar voren gebracht dat de grieven zoals geformuleerd in het beroepschrift (op dat moment ingediend in verband met niet laten verstrijken van de termijn van hoger beroep) op onderdelen zijn ingehaald door de tijd. Zo heeft het horen alsnog plaatsgevonden en is duidelijk geworden dat [verweerder1] ook zelf bij de kantonrechter is verschenen (en ten overstaan van de kantonrechter haar verzoek heeft herhaald). De formele aspecten verband houdende met het verzoek tot onderbewindstelling en de noodzaak van de onderbewindstelling staan derhalve niet meer ter discussie tussen partijen. [verzoeker] kan zich inmiddels vinden in de onderbewindstelling.
4.4
Tussen partijen is thans alleen nog in geschil de benoeming van [verweerder2] als bewindvoerder. Het hof zal de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de benoeming van [verweerder2] tot bewindvoerder in stand laten en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. De rechter volgt bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Vaststaat dat in eerste instantie [verzoeker] de financiën van [verweerder1] deed en dat hij dit op enig moment heeft overgedragen aan [verweerder2]. Inmiddels draagt [verweerder2] al achttien jaar, in goede harmonie en naar tevredenheid van [verweerder1], zorg voor de (financiële) administratie van [verweerder1]. Ook [belanghebbende] heeft ter zitting aangegeven content te zijn met de wijze waarop [verweerder2] al jarenlang de financiën beheert. Eerst sinds relatief korte tijd worden door [verzoeker] bezwaren geuit en eist hij inzage in de financiële administratie. Het hof volgt de stelling van [verweerder1] en [verweerder2] dat het wel of niet verlenen van inzage aan [verzoeker] eerder aan [verweerder1] was, zodat dit twistpunt niet aan het hof voorligt. Nu thans sprake is van een onderbewindstelling dient [verweerder2] rekening en verantwoording af te leggen bij de kantonrechter, zodat daarmee het op de juiste wijze voeren van de financiën gewaarborgd wordt. Van onzorgvuldigheden, dan wel gegronde redenen die zich tegen benoeming van [verweerder2] verzetten, is het hof niet gebleken. Het daartoe door [verzoeker] aangevoerde en door [verweerder2] en [verweerder1] betwiste, acht het hof onvoldoende. Gelet op bovenstaande zal het hof het verzoek van [verzoeker] om hem in plaats van [verweerder2] te benoemen tot bewindvoerder afwijzen.
4.5
Het hof merkt tot slot nog op dat duidelijk is geworden dat [verweerder1] veel last heeft van de op dit moment slechte verhouding tussen haar kinderen. Zij wil graag iedereen om zich heen te vriend houden en vindt het soms lastig om haar eigen mening te uiten. Het hof acht het, mede gelet op haar leeftijd, niet in haar belang dat zij teveel in een strijd wordt betrokken en dat dingen tot in de kleinste details (met als voorbeeld het maandelijkse bedrag van € 15,00 aan de Staatsloterij) worden uitgevochten.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover bestreden, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 30 september 2014, voor zover bestreden.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Foppen, mr. I.A. Vermeulen en
mr. G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 juni 2015 in bijzijn van de griffier.