ECLI:NL:GHARL:2015:4380

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
200.169.774-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoeker]. De zaak betreft een verzoek van [verzoeker] om de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 30 april 2015 te vernietigen, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker], geboren in 1998, te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder verslavingsproblematiek en gedragsproblemen. De kinderrechter had eerder besloten tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in een gesloten jeugdzorgvoorziening. Het hof heeft de ontvankelijkheid van [verzoeker] in zijn hoger beroep bevestigd en de formele eisen voor de machtiging tot gesloten jeugdhulp als voldaan beschouwd. Het hof heeft geconcludeerd dat de opneming in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan de zorg onttrekt. De machtiging is bekrachtigd voor de periode van 30 april 2015 tot 30 augustus 2015, maar vernietigd voor de periode van 30 augustus 2015 tot 30 oktober 2015, waarbij het hof het verzoek van de GI in dat opzicht heeft afgewezen. De beslissing is genomen met het oog op de noodzaak van behandeling en observatie van [verzoeker].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.169.774/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/389812 / JL RK 15-248)
beschikking van de familiekamer van 11 juni 2015
inzake
[verzoeker],
verblijvende bij de [A] Stichting te [B],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. J. Zevenboom, kantoorhoudend te Almere,
tegen
de gecertificeerde instelling: Samen Veilig Flevoland,
kantoorhoudend te Almere,
voorheen genaamd Bureau Jeugdzorg Flevoland,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder],

wonende te [C],
verder te noemen: de moeder,
2. [de vader],
wonende te [C],
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (verder te noemen: de rechtbank), van 30 april 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 18 mei 2015, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlening van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen, dan wel slechts toe te wijzen voor een kortere duur.
2.2
Bij beschikking van 18 mei 2015 heeft dit hof last gegeven mr. Zevenboom als advocaat toe te voegen aan [verzoeker].
2.3
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 28 mei 2015, heeft de GI het verzoek van [verzoeker] in hoger beroep bestreden en verzocht het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair ongegrond te verklaren, met zoveel nodig bekrachtiging van de bestreden beschikking
2.4
Ter griffie van het hof is voorts ingekomen een faxbericht van de GI d.d. 21 mei 2015.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 2 juni 2015 plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. Zevenboom. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [D] en mevrouw [E]. Voorts is de moeder verschenen. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.6
Het hof heeft de GI ter zitting gelast om uiterlijk op 3 juni 2015 aanvullende stukken in het geding te brengen, te weten de bestreden beschikking, de beschikking(en) van de rechtbank van 9 oktober 2014, de beschikking van de rechtbank van 16 oktober 2014, het plan van aanpak betreffende de ondertoezichtstelling, het raadsrapport onderliggend aan de ondertoezichtstelling en de in eerste aanleg overgelegde instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ex artikel 6.1.2 lid 6 Jeugdwet (Jw).
2.7
Op 2 juni 2015 is ter griffie van het hof ingekomen een faxbericht met bijlagen van de GI, welke bijlagen opnieuw zijn overgelegd bij brief van 3 juni 2015.
2.8
Nu ook bij deze bijlagen de in eerste aanleg overgelegde instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbrak, heeft het hof de GI op 3 juni 2015 (wederom) gelast deze uiterlijk diezelfde dag om 14.00 uur in het geding te brengen.
2.9
Op 3 juni 2015 heeft het hof, vóór 14.00 uur, van de GI alsnog bedoelde instemmingsverklaring per fax ontvangen.
2.1
De bestreden beschikking en het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank van 28 april 2015 zijn door het hof ontvangen op 9 juni 2015. Deze stukken zijn door het hof aan partijen ter beschikking gesteld. Desgevraagd hebben partijen aangegeven af te zien van een nadere mondelinge behandeling en hebben het hof verzocht uitspraak te doen.

3.De vaststaande feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 1998 geboren te [C] uit het in 2000 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 9 oktober 2014 heeft de rechtbank [verzoeker] met ingang van die datum voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank, eveneens van 9 oktober 2014, heeft de rechtbank de GI gemachtigd [verzoeker] met spoed uit huis te plaatsen in een crisisvoorziening voor de duur van veertien dagen en het meer of anders gevraagde aangehouden.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank van 16 oktober 2014 heeft de rechtbank, na een daartoe door de GI op 15 oktober 2014 gedaan verzoek, met ingang van 16 oktober 2014 een voorlopige machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een gesloten jeugdzorgvoorziening voor de duur van vier weken en het verzoek van de GI met betrekking tot het aangehouden deel van de machtiging tot spoeduithuisplaatsing in een crisisvoorziening afgewezen.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 11 november 2014 heeft de rechtbank het verzoek van de GI van 31 oktober 2014 tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een gesloten jeugdzorgvoorziening voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling afgewezen.
3.6
Bij beschikking van de rechtbank van 30 december 2014 is [verzoeker] met ingang van die datum onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar.
3.7
Bij inleidend verzoekschrift van 31 maart 2015, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 3 april 2015, heeft de GI verzocht op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jw een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.8
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoeker] verleend tot 30 oktober 2015.

4.De beoordelingslissing

4.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
4.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
4.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
4.4
Een machtiging kan voorts ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, nodig is.
4.5
Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
4.6
Ingevolge artikel 6.1.10 lid 1 Jw hoort de kinderrechter alvorens een machtiging te verlenen de jeugdige, degene die het gezag over de minderjarige uitoefent en degene die de jeugdige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt (tenzij de kinderrechter vaststelt dat een persoon niet bereid is zich te doen horen) alsmede de verzoeker en, in gevallen als bedoeld in artikel 6.1.7 Jw, de jeugdhulpaanbieder.
4.7
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6.1.2 lid 3, 6.1.2 lid 5 en 6.1.10 lid 1 Jw aan het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw gestelde formele eisen.
4.8
Nu de GI bij voormeld faxbericht van 3 juni 2015 op verzoek van het hof alsnog een verklaring d.d. 7 april 2015 van [F], zijnde een gekwalificeerde gedragswetenschapper zoals bedoeld in artikel 6.1.2 Jw, in het geding heeft gebracht, is eveneens voldaan aan het formele vereiste van artikel 6.1.2 lid 6 BW.
4.9
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [verzoeker] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan de zorg die hij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
4.1
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat bij [verzoeker] sprake is van verslavingsproblematiek en agressie- en regulatieproblematiek. Sinds mei 2014 ging [verzoeker] niet meer naar school. Hij verkeerde in een bedenkelijk milieu, met vrienden die bekend zijn bij politie en justitie, en er was sprake van het gebruik en dealen van drugs en alcohol. Het gedrag van [verzoeker] maakte dat hij het afgelopen jaar meermalen van verblijfplaats is gewisseld. Zo verbleef hij in de perioden dat hij niet in een instelling was geplaatst afwisselend bij de vader, bij een oom en tante en bij de moeder. Telkens ging hij zijn eigen gang en kwam gemaakte afspraken niet na, welk gedrag er toe leidde dat hij ofwel zelf vertrok, ofwel (door zijn oom en tante) gevraagd werd te vertrekken. Ook de stage die [verzoeker] heeft gelopen is beëindigd omdat hij zich niet aan gemaakte afspraken hield.
4.11
Uit de verklaring van de gedragswetenschapper komt naar voren dat [verzoeker] minimaal gemotiveerd is voor de hulpverlening die noodzakelijk is voor zijn verslavingsproblematiek en agressie- en regulatieproblematiek. Geconfronteerd met gesloten jeugdzorg denkt hij nu aan open jeugdhulp, vrijwel uitsluitend omdat zijn ouders en de GI hulpverlening noodzakelijk achten. Hij praat volgens de gedragsdeskundige bagatelliserend over zijn problemen, verwijst naar anderen en neemt nauwelijks nog eigen verantwoordelijkheid. Deze indruk heeft het hof ook ter zitting van [verzoeker] gekregen.
4.12
Het hof is met de gedragsdeskundige van oordeel dat om [verzoeker]’s leefstijl te doorbreken en zijn gedrag te veranderen een interventie nodig is waaraan hij zich niet kan onttrekken. Alleen gesloten jeugdzorg kan hem de condities bieden die helpend zijn en kans van slagen hebben: een heldere dagstructuur, duidelijkheid, controle en vanzelfsprekend schoolgang.
4.13
Daarbij is het hof met de gedragsdeskundige van oordeel dat het middelengebruik bijzondere aandacht dient te krijgen en het uitvoeren van een persoonlijkheidsonderzoek in overweging moet worden genomen. Rekening houdend met zijn zwakke performale intelligentie (68) dient rekening te worden gehouden met (ongemerkte) overvraging, terwijl voorts ook sprake is van negatieve ervaringen vanuit het verleden, die [verzoeker] kennelijk in het leven van alledag nog belasten.
4.14
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat aan de gronden voor een gesloten plaatsing is voldaan. Het hof acht het wel van belang dat de machtiging in duur wordt beperkt, teneinde erop toe te kunnen zien dat na de huidige observatieperiode met de benodigde voortvarendheid aan de voor [verzoeker] zo noodzakelijke behandeling wordt gestart. Het aldus verkorten van de duur van de machtiging strekt derhalve ook tot het creëren van een tussentijds toetsmoment. In augustus zal opnieuw moeten worden bezien of nog aan de voorwaarden voor een machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan.
4.15
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 30 april 2015 tot 30 augustus 2015 en vernietigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 30 augustus 2015 tot 30 oktober 2015, onder afwijzing van het inleidend verzoek in zoverre.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 30 april 2015, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 30 april 2015 tot 30 augustus 2015;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 30 april 2015, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 30 augustus 2015 tot 30 oktober 2015, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek van de GI, voor zover daarbij is verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] te verlenen voor de periode van 30 augustus 2015 tot 30 oktober 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. I.A. Vermeulen en
mr. H.J. de Ruijter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 juni 2015.