In deze zaak gaat het om de vraag of een bedrag dat door belanghebbende van uitkeringsinstantie [A] N.V. is ontvangen, moet worden belast in het jaar 2011 of in 2012. De Inspecteur stelt dat het bedrag in 2011 is genoten, terwijl belanghebbende van mening is dat dit in 2012 het geval is. De rechtbank Noord-Nederland heeft eerder de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de procedure is vastgesteld dat belanghebbende zijn aangifte voor het jaar 2011 heeft ingediend op 19 maart 2012, waarbij hij een inkomen uit vroegere dienstbetrekking heeft aangegeven. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling het ontvangen bedrag van [A] N.V. toegevoegd aan het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de uitkering in 2011 vorderbaar en inbaar was, en dat er geen sprake is van dubbele belastingheffing. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De proceskosten zijn niet toegewezen.