Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het incident,
advocaat: mrs. G.P.H. Overgoor en J.S. Bruinsma,
wonende te [plaatsnaam],
appellant,
verzoeker in het incident,
advocaat: mrs. G.P.H. Overgoor en J.S. Bruinsma,
wonende te [plaatsnaam],
appellant,
verzoeker in het incident,
advocaat: mrs. G.P.H. Overgoor en J.S. Bruinsma,
1.AT&T Mobility LLC;2. AT&T Mobility II LLC;3. New Cingular Wireless Services, Inc;4. SBC Internet Services, Inc;5. Wayport, Inc;6. T-Mobile USA, Inc;7. T Mobile US, Inc;8. Nextel Operations, Incen9. Sprint Spectrum L.P.,alle gevestigd te Delaware, Verenigde Staten van Amerika,geïntimeerden,verweersters in het incident,hierna: Sprint c.s.,
Intellectual Ventures I LLC,
gevestigd te Verenigde Staten van Amerika,
niet verschenen.
1.1. Het geding in eerste aanleg
30 januari 2014 die de rechtbank Den Haag en de beschikking van 6 mei 2015 die de rechtbank Midden-Nederland heeft gegeven tussen Intellectual als eiseres in de hoofdprocedure/verweerster in de verzoekschriftprocedure tot het houden van een rogatoire commissie, Sprint c.s. als verweerders in een van de hoofdprocedures/verzoeksters in de verzoekschriftprocedure tot het houden van een rogatoire commissie en [appellanten] als verweerders in de verzoekschriftprocedure tot het houden van een rogatoire commissie.
2.Het geding in hoger beroep
6 mei 2015 van de rechtbank Midden-Nederland zal schorsen, alsmede die beschikking zal vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek (het hof begrijpt: Letter of Request van The United States District of Delaware, productie 1 bij het beroepschrift) alsnog zal afwijzen.
12 juni 2015 bepaalde mondelinge behandeling bij te wonen en dat haar kantoorgenoot, maar nog niet beëdigd advocaat-stagiair, mr. D.M. Mulder ter zitting aanwezig zal zijn om de zaak voor Intellectual waar te nemen en eventuele vragen van het hof te beantwoorden.
5 en 6 gezonden, alsmede de bij de ‘letter of request’ behorende producties (‘Exhibit 1, 2 en 3’). Mr. Haasjes heeft tijdens de zitting een afschrift van het volledige procesdossier van de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg overgelegd. Desgevraagd hebben mrs. Haasjes en Overgoor ter zitting meegedeeld dat zij over en weer de inhoud van de overgelegde stukken kennen en dat zij instemmen met het in het geding brengen van die stukken zonder nadere maatregel door het hof.
3.De motivering van de beslissing3.1 Bij verzoekschrift van 21 januari 2014, ingekomen bij de rechtbank Den Haag op28 januari 2014, heeft The United States District Court for the District of Delaware, Verenigde Staten van Amerika, de rechtbank Den Haag verzocht op grond van het Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken’s-Gravenhage van 18 maart 1970 (hierna: het Bewijsverdrag) een getuigenverhoor te gelasten en [appellant sub 1] c.s, met inachtneming van een aantal speciale vormen, als getuigen te horen.
16, 18 en 22 juni 2015, met inachtneming van een aantal speciale vormen, bevolen.
2.1 vermelde verzoek in hoger beroep kunnen worden ontvangen.
(…) Deze korte termijn sluit aan bij de beoogde onverwijlde uitvoering van de rogatoire commissie (zie artikel 9, derde lid, van het Bewijsverdrag 1970 en artikel 4, derde lid, Uitvoeringswet Bewijsverdrag 1970), waardoor er op niet al te lange termijn een beslissing in beroep dient te worden gegeven. (…)”. Deze visie van de Nederlandse wetgever dat met het Bewijsverdrag een spoedige behandeling van het verzoek (in hoger beroep) is beoogd, sluit aan bij de Franse en de Engelse tekst in artikel 9 lid 3 van het Bewijsverdrag (“
d’urgence” respectievelijk “
expeditiously”).
de in het ongelijk gestelde partij” in de zin van artikel 1019h Rv. De stelling van Sprint c.s. dat zij op grond van een onrechtmatige daad aanspraak heeft op een volledige proceskostenvergoeding, althans recht heeft op een toepassing van het liquidatietarief maal drie wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering of het verzoek, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de vordering is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan [appellanten] de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan [appellanten] op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
4.De beslissing
12 juni 2015.