In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had geoordeeld dat de leges die aan belanghebbende, [X] B.V., in rekening waren gebracht voor een omgevingsvergunning te hoog waren vastgesteld. De heffingsambtenaar had leges geheven op basis van bouwkosten van € 2.767.552, terwijl belanghebbende stelde dat de leges moesten worden berekend op basis van de overeengekomen aannemingssom van € 2.275.000 exclusief btw. De rechtbank heeft de bouwkosten vastgesteld op € 2.882.669 inclusief btw, rekening houdend met de bouwkosten van opties en het geldende btw-percentage.
Tijdens de zitting heeft de heffingsambtenaar betoogd dat de overeengekomen aannemingssom niet marktconform is, omdat belanghebbende en de aannemer tot hetzelfde concern behoren. De heffingsambtenaar heeft een rapport van de [I] Groep overgelegd, waarin hogere bouwkosten worden gesuggereerd. Belanghebbende heeft echter betwist dat de raming van de [I] Groep juist is en heeft gesteld dat de aannemingssom reëel is.
Het hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bouwkosten hoger zijn dan de overeengekomen aannemingssom. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt de bouwkosten vast op de overeengekomen aannemingssom verhoogd met de bouwkosten van de opties en btw. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 980.