Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
30 juni 2014 dat de voorzieningenrechter (rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) tussen de zorgverzekeraars als gedaagden en [appellante] als eiseres heeft gewezen en dat is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL: RBGEL:2014:4013.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- kort samengevat - gevorderd de zorgverzekeraars te gebieden aan [appellante] 100 % te vergoeden van alle declaraties van [appellante] voor door haar bij verzekerden van de zorgverzekeraars in België uitgevoerde heupoperaties. Voorts heeft [appellante] gevorderd de zorgverzekeraars te gebieden om het verschil te betalen tussen het bedrag dat zij op deze declaraties reeds betaalden en het bedrag gelijk aan bedoelde 100 %. Tevens heeft [appellante] vorderingen geformuleerd met betrekking tot het door een aantal zorgverzekeraars in hun polisvoorwaarden opgenomen toestemmingsvereiste bij voorgenomen behandeling in het buitenland én een verbod op –kort samengevat- het doen van negatieve uitlatingen over [appellante], een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000, - per dag of dagdeel, te vermeerderen met de proceskosten, de wettelijke rente daarover en de nakosten.
de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voor zover de bepalingen betreffende het vrij dienstenverkeer van goederen, kapitaal en personen niet van toepassing zijn”. Tussen partijen is niet in geschil dat de heupoperaties met voor- en nazorg diensten in de zin van artikel 56 VWEU zijn.
horizontaledirecte werking van artikel 56 VWEU vooralsnog beperkt tot “
niet-publiekrechtelijke regelingen die op collectieve wijze de verrichting van diensten beogen te regelen” (HvJ EG/EU 12 december 1974, Walrave en Koch, 36/74, Jurispr. blz. 1405, 14 juli 1976, Donà,13/76, Jurispr. blz. 1333, 11 april 2000, Deliège, C-51/96 en C-191/97, Jurispr. blz. I-2549, 6 juni 2000, Angonese C-281/98, Jurispr. blz. I-4139, 19 februari 2002, Wouters e.a., C-309/99, Jurispr. blz. I-1577 en 11 december 2007, International Transport Workers’ Federation en Finnish Seamen’s Union, C-438/05, Jurispr. blz. I-10779). Een uitbreiding van de horizontale directe werking ten aanzien van overeenkomsten of andere rechtsverhoudingen tussen particulieren, die het HvJ EG/EU wel heeft aangenomen voor onder meer het vrije werknemersverkeer (artikel 45, lid 2 VWEU), heeft het HvJ EG/EU nog niet aanvaard.
organisaties of lichamen, ongeacht hun rechtsvorm, die onder gezag of toezicht van de lidstaat staan of over bevoegdheden beschikken die afwijken van die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden” (HvJ EG 12 juli 1990, Foster, C-188/89, Jurispr. 1990, p. I-3313 en NJ 1992, 762).
niet-publiekrechtelijke regelingen die op collectieve wijze de verrichting van diensten beogen te regelen)een uitwerking vormen van het discriminatieverbod naar nationaliteit en derhalve niet geldt voor bepalingen die ondanks het feit dat zij niet discrimineren naar nationaliteit, toch een belemmering van het vrij dienstenverkeer opleveren. [appellante] heeft naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat sprake is van discriminatie naar nationaliteit, nu als onvoldoende betwist is komen vast te staan dat de weigering van de zorgverzekeraars om 100% van de declaratie te vergoeden haar grondslag vindt in het gegeven dat [appellante] geen overeenkomst met de zorgverzekeraars heeft en de verzekerden net als in het geval zij zich wenden tot Nederlandse niet gecontracteerde zorgaanbieders daarom niet 100% van de declaratie, maar een percentage tussen de 60 en 80 % van het gemiddeld gecontracteerde tarief vergoed krijgen. Daarmee is aannemelijk dat het door [appellante] aan de zorgverzekeraars verweten gedrag (hoogstens) kwalificeert als een zogenaamde “zonder onderscheid”-maatregel of belemmering van de grensoverschrijdende zorgverlening. Een dergelijke maatregel of belemmering valt weliswaar wel onder de materiële reikwijdte van het verbod van artikel 56 VWEU, maar ontbeert in ieder geval horizontale directe werking.