ECLI:NL:GHARL:2015:3689

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
200.160.108/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.A. Hardoar, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland te vernietigen en een nieuwe bewindvoerder te benoemen. De rechthebbende had geen vertrouwen meer in de huidige bewindvoerder, [B] B.V., en stelde dat de relatie onherstelbaar verstoord was door diverse escalaties en onzorgvuldig handelen van de bewindvoerder. De bewindvoerder had geen verweerschrift ingediend en tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2015 was de bewindvoerder vertegenwoordigd door de heer P.H. van Dam.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter eerder had besloten om het verzoek van de rechthebbende af te wijzen. Echter, na de mondelinge behandeling en op basis van de ingediende stukken, concludeerde het hof dat er gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan. De rechthebbende had intensieve begeleiding nodig vanwege zijn verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek, en de huidige bewindvoerder had hierin niet voorzien. De verstoorde verhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder leidde tot veel onrust en stress voor de rechthebbende, wat zorgwekkend was voor zijn geestelijke en fysieke toestand.

Het hof oordeelde dat de huidige bewindvoerder, [B] B.V., met ingang van heden ontslagen werd en benoemde [D] als opvolgend bewindvoerder. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beslissing werd genomen met inachtneming van de omstandigheden en de noodzaak voor een vertrouwensrelatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.160.108/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3155028 LT VERZ 14-1208)
beschikking van de familiekamer van 12 mei 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [A],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: rechthebbende,
advocaat: mr. A.A. Hardoar, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[B] B.V.,
gevestigd te [C],
geïntimeerde in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 28 augustus 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 november 2014, is rechthebbende in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Hij verzoekt het hof uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van [D] Bewindvoering als nieuwe bewindvoerder toe te wijzen.
2.2
De bewindvoerder heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.
2.3
Ter griffie van het hof is binnengekomen:
- op 16 februari 2015 een journaalbericht van 13 februari 2015 van mr. Hardoar met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 april 2015 plaatsgevonden. Verschenen zijn rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, en de heer P.H. van Dam namens de bewindvoerder. Voorts is, nadat van geen bezwaar is gebleken, de begeleidster van rechthebbende, mevrouw [E] van zorginstelling [F], ter zitting aanwezig geweest.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 7 februari 2007 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind ingesteld.
3.2
Bij inleidend verzoekschrift heeft [F] namens rechthebbende verzocht om (zo begrijpt het hof:) de huidige bewindvoerder te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van rechthebbende afgewezen. Rechthebbende heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve.
4.2
Rechthebbende heeft aangevoerd dat hij, na diverse escalaties, geen vertrouwen meer heeft in de huidige bewindvoerder en dat de relatie onherstelbaar verstoord is geraakt. Rechthebbende heeft aangegeven dat hij vanwege zijn beperkte intelligentie en psychiatrische problematiek intensieve begeleiding en 1-op-1 contact met een vertrouwd persoon nodig heeft. Bovendien heeft volgens rechthebbende de bewindvoerder in de afgelopen periode zijn taken niet naar behoren uitgevoerd, zoals ook blijkt uit de bij het beroepschrift overgelegde klachtbrief. Inmiddels is er in het geheel geen contact meer tussen rechthebbende en de bewindvoerder. De huidige situatie zorgt bij hem voor veel onrust.
Mr. Hardoar heeft bij het beroepschrift een bereidverklaring van de heer [G], werkzaam bij [D] overgelegd.
4.3
De bewindvoerder heeft ter zitting naar voren gebracht geen reden te zien voor ontslag. Taak van de bewindvoerder is om de financiën van rechthebbende te beheren en (intensieve) begeleiding behoeft daarbij niet van een bewindvoerder te worden verwacht. De financiën van rechthebbende zijn inmiddels op orde gebracht; rechthebbende is schuldenvrij. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de conflicten met rechthebbende steeds te maken hebben met verzoeken om meer geld te krijgen en dat benoeming van een andere bewindvoerder geen oplossing zal bieden. Bovendien speelt voor de bewindvoerder een financieel belang bij het behouden van rechthebbende als cliënt, nu er geen schulden meer zijn.
4.4
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling is het hof -anders dan de rechtbank- van oordeel dat thans, alle omstandigheden in ogenschouw nemende, sprake is van gewichtige redenen om de huidige bewindvoerder ontslag te verlenen. Door een combinatie van factoren zijn in de onderhavige zaak de verhoudingen tussen de bewindvoerder en de rechthebbende inmiddels dermate (en onherstelbaar) verstoord geraakt dat het hof benoeming van een andere bewindvoerder aangewezen acht.
4.5
Het hof heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen. Rechthebbende is zeer beperkt zelfstandig en heeft intensieve begeleiding nodig in verband met zijn verstandelijke beperking en bijkomende psychiatrische problematiek. In de afgelopen jaren hebben diverse escalaties plaatsgevonden waardoor de verhouding tussen de bewindvoerder en rechthebbende steeds meer verstoord is geraakt. De situatie is na de zitting in eerste aanleg nog verder verslechterd. Gebleken is dat zowel bij rechthebbende als bij [F], de zorginstelling die rechthebbende zeer intensief begeleidt, het vertrouwen in de huidige bewindvoerder ontbreekt. Dat laatste blijkt ook uit de door [F] ingediende klachtbrief van 22 december 2014, waarin de bewindvoerder onzorgvuldig handelen is verweten. Zo is daarin melding gemaakt van diverse betalingsachterstanden, het daardoor noodgedwongen voorschieten van bedragen door [F] en het niet bijwerken van het financiële programma '2look'. Ter zitting heeft mevrouw Keuning nog toegelicht dat naar aanleiding van de klacht inmiddels de achterstallige betalingen wel zijn gedaan, maar dat '2look' nog steeds moet worden bijgewerkt. De verstoorde verhouding met de bewindvoerder levert volgens [F] bovendien veel stress en onrust op voor rechthebbende, hetgeen zeer zorgelijk geacht wordt met het oog op de fysieke en geestelijke toestand van rechthebbende.
4.6
Vast staat dat ook de verhouding tussen de persoon die namens de bewindvoerder de financiën van rechthebbende feitelijk beheert (mevrouw [H]) en rechthebbende ernstig is verstoord. Zo is in 2012 door de bewindvoerder aangifte tegen rechthebbende gedaan vanwege herhaalde bedreigingen en is rechthebbende hiervoor veroordeeld. Rechthebbende heeft een taakstraf opgelegd gekregen en uitgevoerd. Tevens heeft de bewindvoerder toen aan rechthebbende voor een termijn van drie maanden een verbod opgelegd om de bewindvoerder te bellen. Desgevraagd verklaarde de bewindvoerder ter zitting dat het in dertien jaar bij de(ze) bewindvoerder slechts twee keer is voorgekomen dat aangifte is gedaan tegen een rechthebbende. Voorts is naar voren gekomen dat mevrouw [H] niet (zelf) ter zitting van het hof is verschenen omdat zij zich onveilig zou voelen in de nabijheid van rechthebbende.
4.7
De bewindvoerder heeft erop gewezen dat zijn taak erin bestaat om de financiën van rechthebbende op orde te brengen en te houden, dat hij daarin goed is geslaagd en dat het niet aan hem is om rechthebbende, als ware hij – de bewindvoerder – een maatschappelijk werker, verder te begeleiden. Dit standpunt acht het hof in abstracto juist en te billijken. In dit geval moeten evenwel bij dit standpunt twee kanttekeningen worden geplaatst die aan het gewicht ervan ernstig afbreuk doen. In de eerste plaats gelden ook in de verhouding bewindvoerder-rechthebbende de normale regels van intermenselijk verkeer. Die brengen mee dat voor een succesvolle samenwerking een zekere mate van wederzijds(e) inschikkelijkheid en vertrouwen vereist is. Nu wil het hof niet betogen dat het de bewindvoerder totaal aan inschikkelijkheid heeft ontbroken en al helemaal niet dat niet tot aangifte overgegaan had moeten worden, maar wel dat zonneklaar is dat de huidige verstandhouding erdoor wordt gekenmerkt dat rechthebbende geen enkel vertrouwen meer heeft in de bewindvoerder en dat de bewindvoerder – om wellicht goed in te voelen redenen – geneigd lijkt te zijn het contact met (deze) rechthebbende tot een minimum te willen beperken. Deze stand van zaken draagt niet bij aan een soepel verloop van het beschermingsbewind. Dit brengt het hof op de tweede kanttekening die een ander kenmerkend aspect van deze casus onder de aandacht brengt. Van de zijde van rechthebbende, meer in het bijzonder door [F], is genoegzaam aannemelijk gemaakt dat de psychische beperkingen van rechthebbende hem bijzonder ontvankelijk maken voor onrust- en onlustgevoelens als die welke voortvloeien uit rechthebbendes ernstig verstoorde verstandhouding met de bewindvoerder. Gevoelens waarvan de bewindvoerder, in dit ook voor hem kennelijk unieke geval, nadrukkelijk wil abstraheren. Een opstelling die, zoveel is duidelijk, [F] extra werk bezorgt en kennelijk niet bijdraagt aan het (ook op andere levensterreinen) creëren van rust rondom rechthebbende. Alles afwegend is het hof van oordeel dat sprake is van ‘gewichtige redenen’ in de hiervoor (4.1) bedoelde zin, zodat het initieel verzoek van rechthebbende moet worden toegewezen. De omstandigheid dat de bewindvoerder met deze beslissing een ‘schuldenvrije’ klant en daarmee inkomsten verliest, doet aan het bestaan van vermelde gewichtige redenen en mitsdien de beslissing (uiteraard) niet af.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 28 augustus 2014;
en opnieuw rechtdoende:
ontslaat met ingang van heden [B] B.V. als bewindvoerder over de goederen van rechthebbende die onder bewind staan;
benoemt met ingang van heden [D], [A], tot opvolgend bewindvoerder over de goederen van rechthebbende die onder bewind staan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. J.G. Idsardi en mr. W. Foppen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 mei 2015 in bijzijn van de griffier.