ECLI:NL:GHARL:2015:3646

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
200.157.571-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom woning in Spanje en toepassing van Spaans recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de eigendom van een woning in Spanje, die partijen gezamenlijk hebben aangeschaft. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de rechtbank verzocht de beschikking van 9 juli 2014 te vernietigen, waarin werd geoordeeld dat de woning aan de man toebehoort. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Spaans recht van toepassing is op de eigendomsvraag. De vrouw stelt dat zij mede-eigenaar is van de woning en recht heeft op de helft van de waarde. De man betwist dit en stelt dat hij alleen eigenaar is. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere bewijslevering, waarbij de man de gelegenheid krijgt om tegenbewijs te leveren tegen het wettelijke vermoeden dat beide echtgenoten ieder voor de onverdeelde helft eigenaar zijn van de woning. Het hof heeft geoordeeld dat de communicatie van de deskundige met slechts één partij in strijd is met de Leidraad deskundigen, waardoor de informatie uit die communicatie niet kan worden meegenomen in de beoordeling. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is genomen op 19 mei 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.157.571/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 92543/ FA RK 12-1077)
beschikking van de familiekamer van 19 mei 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [A],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.H. Arends, kantoorhoudend te Roden,
tegen
[verweerder],
wonende te [B],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje, kantoorhoudend te Roden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 9 juli 2014.
Bij beschikking van 3 september 2014 heeft de rechtbank bepaald dat van de beschikking van 9 juli 2014 hoger beroep kan worden ingesteld.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 8 oktober 2014;
- het verweerschrift, ingekomen op 28 november 2014;
- het journaalbericht van mr. Arends van 31 oktober 2014 met bijlage.
2.2
Bij het beroepschrift heeft de vrouw verzocht de beschikking van de rechtbank van 9 juli 2014 te vernietigen en te bepalen dat de vrouw mede-eigenaar is van de woning in Spanje en dat aan haar toekomt de helft van de waarde van deze woning.
2.3
Bij het verweerschrift heeft de man het verzoek van de vrouw in hoger beroep bestreden en verzocht de grieven van de vrouw af te wijzen, de beschikking van de rechtbank van 9 juli 2014 in stand te laten en de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 12 februari 2015 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door mr. Arends, vergezeld van een stagiaire, en de man, bijgestaan door mr. Schrale-Oranje. Mr. Schrale-Oranje heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie.

3.De vaststaande feiten en de procedure in eerste aanleg

3.1
Partijen zijn [in] 2010 in de gemeente [C] met elkaar gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden, inhoudende een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, zonder daarbij enig verrekenbeding overeen te komen.
3.2
De vrouw heeft op 17 januari 2012 een echtscheidingsverzoek met nevenvoorzieningen bij de rechtbank ingediend. Daarbij heeft de vrouw, voor zover te dezen van belang, verzocht om de woning in Spanje toe te scheiden aan de man en te bepalen dat de man in verband daarmee aan de vrouw de helft van de waarde dient te betalen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 16 mei 2012 is de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk van partijen is [in] 2012 ontbonden door inschrijving van deze beschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.4
Bij beschikking van 12 december 2012 heeft de rechtbank overwogen dat Spaans recht van toepassing is op de vraag wie eigenaar is van de woning in Spanje. Daarbij heeft de rechtbank voorshands, op grond van de toen ingenomen stellingen en daaraan gegeven onderbouwingen, geoordeeld dat partijen gemeenschappelijk eigenaar zijn van de woning in Spanje.
3.5
Partijen hebben zich vervolgens schriftelijk uitgelaten over de vraag welke consequenties het Spaanse recht aan de gemeenschappelijke eigendom verbindt.
3.6
Bij beschikking van 20 maart 2013 heeft de rechtbank het noodzakelijk geoordeeld informatie in te winnen over het Spaanse recht bij het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI).
3.7
Partijen hebben zich vervolgens schriftelijk uitgelaten over de vraagstelling aan het IJI.
3.8
Bij beschikking van 5 juni 2013 heeft de rechtbank het IJI verzocht de volgende vragen in een onderzoeksrapportage te beantwoorden:
1. Maakt de woning in Spanje naar Spaans recht - waaronder de rechtbank steeds verstaat het eventueel van toepassing zijnde interregionale Spaanse recht en het regionale recht - deel uit van een eenvoudige gemeenschap van partijen?2. Indien de woning naar Spaans recht deel uit maakt van een eenvoudige gemeenschap, is die woning naar Spaans recht voor verdeling vatbaar?3. Indien die woning voor verdeling vatbaar is, heeft de vrouw dan, bij toedeling van de woning aan de man, naar Spaans recht een recht op vergoeding van een deel van de waarde van die woning?4. Indien de vrouw een recht heeft op vergoeding van een deel van de waarde van die woning bij toedeling aan de man, welke betekenis moet dan naar Spaans recht worden toegekend aan het in dit geding vaststaande feit dat de vrouw niet aan de koopprijs en de bijkomende kosten van de woning heeft bijgedragen?5. Zijn er, buiten het door het Nederlandse recht beheerste huwelijksvermogensrecht, nog andere aspecten van belang voor de beantwoording van de vraag of en, zo ja, in hoeverre de vrouw een aanspraak heeft op een deel van de waarde van de woning?
3.9
Het IJI heeft op 12 maart 2014 zijn bevindingen aan de rechtbank doen toekomen in een rapport.
3.1
Bij beschikking van 9 juli 2014 is de rechtbank teruggekomen van het voorshandse oordeel, uitgesproken bij beschikking van 12 december 2012, dat partijen gemeenschappelijk eigenaar zijn van de woning in Spanje en is tot het (nieuwe) voorshandse oordeel gekomen dat de woning in Spanje aan de man in privé toebehoort, zonder dat aan de vrouw enig recht op verrekening of vergoeding toekomt. De rechtbank heeft de vrouw toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat de man bij de aanschaf van de woning in Spanje de bedoeling heeft gehad om de woning voor partijen gezamenlijk in eigendom te verwerven.
3.11
De vrouw heeft de rechtbank verzocht over te gaan tot een heroverweging van het door de rechtbank gegeven (nieuwe) voorshandse oordeel, omdat zij van mening is dat dit berust op een onjuiste juridische en/of feitelijke grondslag. Daartoe heeft de vrouw bij akte, ingediend op 21 juli 2014, een nadere toelichting gedateerd 15 juli 2014 op het IJI-rapport van [D], medewerker van het IJI, overgelegd. De man heeft hiertegen bij akte uitlating, ingediend op 23 juli 2014, verweer gevoerd. Subsidiair heeft de vrouw verzocht tussentijds hoger beroep open te stellen van de beschikking van 9 juli 2014. Hiertegen heeft de man geen verweer gevoerd.
3.12
Bij beschikking van 3 september 2014 heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende grondslag is om op haar beschikking van 9 juli 2014 terug te komen. Voorts heeft de rechtbank, voor zover te dezen van belang, bepaald dat van de beschikking van 9 juli 2014 hoger beroep kan worden ingesteld.

4.De motivering van de beslissing

Processueel
* De ontvankelijkheid
4.1
De vrouw is ontvankelijk in haar hoger beroep van de tussenbeschikking van 9 juli 2014, aangezien de rechtbank bij beschikking van 3 september 2014 verlof heeft verleend tot het instellen van hoger beroep van de tussenbeschikking van 9 juli 2014 en dit beroep tijdig is ingediend.
* De rechtsmacht
4.2
De Nederlandse rechter is bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
* Het toepasselijke recht
4.3
Vast staat dat de rechtbank in rechtsoverweging 3.5 van haar beschikking van 12 december 2012 heeft geoordeeld dat Spaans recht van toepassing is op de vraag wie eigenaar is van de woning in Spanje. Nu tegen dit oordeel van de rechtbank geen grief is gericht, is het hof aan dit oordeel van de rechtbank gebonden (vgl. HR 31 mei 2002, NJ 2003/344) en dient Spaans recht te worden toegepast.
4.4
Aangezien de woning in de regio Catalonië ligt en deze regio zijn eigen privaatrechtelijke regelgeving kent, dient daar waar wordt gesproken over 'Spaans recht' te worden begrepen het recht dat geldt in de regio Catalonië. Hieronder valt zowel het recht van de regio Catalonië in enge zin, als de privaatrechtelijke regels die in geheel Spanje gelden.
* De e-mail van [D] aan de vrouw van 15 juli 2014
4.5
Het hof zal bij zijn beoordeling geen kennis nemen van de inhoud van de door de vrouw overgelegde e-mail d.d. 15 juli 2014, afkomstig van [D] van het IJI.
4.6
Vast is komen te staan dat de advocaat van de vrouw telefonisch contact heeft opgenomen met de heer [D] van het IJI en dat zij naar aanleiding hiervan de beschikking van de rechtbank van 9 juli 2014, alsmede, zoals ter zitting gesteld, de visies van partijen op deze beschikking, aan de heer [D] heeft verstrekt. Bij e-mail van 15 juli 2014 heeft de heer [D] zijn inhoudelijke reactie aan de advocaat van de vrouw doen toekomen. De (advocaat van de) man is hier niet in gekend.
4.7
Deze gang van zaken is in strijd met het bepaalde in de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Ingevolge het bepaalde in artikel 4.1 van deze Leidraad staat het de deskundige, in verband met het beginsel van hoor en wederhoor, niet vrij slechts met één van partijen te communiceren zonder dat de andere partij daarvan tevoren op de hoogte is. Ook mag geen acht worden geslagen op berichten of stukken die een partij aan de deskundige toezendt, waarin niet is vermeld dat eveneens een kopie is gezonden aan de wederpartij. De informatie in de e-mail van 15 juli 2014 is derhalve verkregen in strijd met het bepaalde in de Leidraad deskundigen in civiele zaken en kan gelet daarop niet bij de beoordeling van het hof worden betrokken.
Inhoudelijk
4.8
Partijen twisten over de vraag of de eigendom van de woning in Spanje aan hen gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, of uitsluitend aan de man toekomt.
4.9
De man stelt zich op het standpunt dat hij alleen eigenaar is geworden van de woning in Spanje en dat hij derhalve bij toedeling van de woning aan hem geen vergoedingsverplichting heeft aan de vrouw.
4.1
De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn geworden van de woning in Spanje en dat aan haar de helft van de waarde van die woning toekomt. Subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat nu de woning is verkregen met het vermogen van de man, ervan uit moet worden gegaan dat hij de helft van de woning aan haar heeft geschonken en dat zij derhalve recht heeft op de helft van de waarde van de woning.
4.11
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat op 13 april 2011 een woning in Spanje is verkregen, waarvan - zo is tussen partijen niet in geschil - de man de volledige koopprijs heeft voldaan. In de notariële leveringsakte staan de man en de vrouw gezamenlijk als kopers van die woning vermeld. Ook in het gemeentelijke eigendomsregister "Registro de la Propiedad de Lloret de Mar" staan de man en de vrouw gezamenlijk als (100%) eigenaar van de woning vermeld, aldus de vertaling ervan, terwijl daarbij tevens is vermeld dat het eigendom betreft "onder het stelsel van gemeenschap van goederen die zij verkregen voor de huwelijksgemeenschap".
4.12
Partijen hebben diverse deskundigen benaderd over (onder meer) hetgeen naar Spaans recht heeft te gelden ten aanzien van de eigendom van de woning. Mr. [E], mr. [F], mr. [G] en mr. [H] hebben in dit kader aan partijen geadviseerd. Het hof is echter van oordeel dat hetgeen is vermeld in het rapport van het IJI en het daarbij behorende deskundigenbericht van professor [I] (hierna: het IJI-advies) tot uitgangspunt dient te worden genomen voor de onderhavige beoordeling. Ten aanzien van het IJI-advies staat vast dat het tot stand is gekomen op basis van het complete procesdossier en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
4.13
Uit het IJI-advies, dat daarvoor verwijst naar het deskundigenbericht van professor [I], komt naar voren dat artikel 54.1 van de "Spanish Regulation on the Immovable Registry" bepaalt dat bij een gezamenlijke verkrijging van onroerend goed dient te worden geregistreerd tot welk deel van het onroerend goed ieder van de verkrijgers is gerechtigd. Dit is in casu niet gebeurd. Geregistreerd is slechts dat de man en de vrouw samen voor 100% eigenaar van de woning in Spanje zijn. Dat is in overeenstemming met artikel 92 van de Regulation on the Registry. Dat artikel bepaalt dat als het huwelijksgoederenregime van de echtgenoten wordt beheerst door buitenlands recht een simpele verwijzing dat de registratie conform dit huwelijksgoederenregime is volstaat. De vermelding in het register dat partijen de woning hebben verkregen "onder het stelsel van gemeenschap van goederen", is "common usage". Het zegt niets over de inhoud van het huwelijksgoederenregime van partijen en creëert geen gemeenschappelijk eigendom. Welk buitenlands recht en welk huwelijksgoederenregime van toepassing is, is hiermee niet geregistreerd en zal blijkens het IJI-advies slechts worden vastgesteld als dat nodig wordt in het kader van een verkoop of een verdeling.
4.14
Een dergelijke vaststelling behoeft in casu echter niet plaats te vinden, nu zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.3 en 4.4 is overwogen, Spaans materieel recht van toepassing is op de vraag wie voor welk deel eigenaar is van de woning in Spanje.
4.15
Ingevolge artikel 232 lid 4 van de Catalan Civil Code wordt in een geval als het onderhavige, waarin niet geregistreerd is wie tot welk deel van het onroerend goed is gerechtigd, vermoed dat beide echtgenoten ieder voor de onverdeelde helft eigenaar zijn van de woning. De stelling van de man dat dit bewijsvermoeden alleen zouden gelden als beide echtgenoten de Spaanse nationaliteit hebben, heeft hij naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd en blijkt nergens uit.
4.16
Gelet op het wettelijke vermoeden dat uit artikel 232 lid 4 van de Catalan Civil Code voortvloeit is het aan de man om hiervan tegenbewijs te leveren. Het hof is van oordeel dat de man dient te worden toegelaten tot het leveren van het tegenbewijs van het door een vermoeden vastgestelde feit dat partijen ieder voor de helft eigenaar zijn van de woning in Spanje, waartoe hij door de rechtbank, gelet op na te noemen terugwijzing op de voet van artikel 356 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de gelegenheid zal dienen te worden gesteld.
4.17
Uitsluitend indien de man niet in dit tegenbewijs slaagt, komt het subsidiaire standpunt van de vrouw - dat nu de woning in Spanje is verkregen met het vermogen van de man, ervan uit moet worden gegaan dat hij de helft van die woning aan haar heeft geschonken - aan de orde.
4.18
Het hof zal de beschikking van de rechtbank van 9 juli 2014 vernietigen voor zover de rechtbank het op basis van de tot die datum gevoerde procedure in eerste aanleg voorshands aannemelijk heeft geoordeeld dat de woning in Spanje aan de man in privé toebehoort, zonder dat aan de vrouw enig recht op verrekening of vergoeding toekomt en voor zover de vrouw daarbij (in het dictum sub 1. tot en met 5.) is toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat de man bij de aanschaf van de woning in Spanje de bedoeling heeft gehad om deze voor partijen gezamenlijk in eigendom te verwerven.
De proceskosten
4.19
Het hof ziet, mede gelet op de aard van de onderhavige procedure, geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, zoals door de man verzocht, en zal de proceskosten aldus compenseren dat elke partij de eigen kosten draagt van de onderhavige procedure in hoger beroep.
De slotsom
4.2
Het hof zal beslissen als na te melden en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, opdat daar verdere bewijslevering kan plaatsvinden en verder over het verzoek van de vrouw kan worden beslist, met inachtneming van hetgeen in deze beschikking is overwogen en beslist.
4.21
Gelet op het verhandelde ter zitting overweegt het hof ten overvloede dat de door de rechtbank bij beschikking van 12 december 2012 gegeven oordelen ten aanzien van het paard "[J]", de auto, merk Seat, het kraanwagentje, de scooters, de vergoeding voor door de vrouw betaalde kosten van de huishouding en de ontvankelijkheid van de man ten aanzien van zijn zelfstandig verzoek om de vrouw te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van € 16.704,-, niet meer voor hoger beroep vatbaar zijn, nu daartegen in het onderhavige hoger beroep niet is gegriefd.
5. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 9 juli 2014, voor zover de rechtbank het op basis van de tot die datum gevoerde procedure in eerste aanleg voorshands aannemelijk heeft geoordeeld dat de woning in Spanje aan de man in privé toebehoort, zonder dat aan de vrouw enig recht op verrekening of vergoeding toekomt en voor zover de vrouw daarbij (in het dictum sub 1. tot en met 5.) is toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat de man bij de aanschaf van de woning in Spanje de bedoeling heeft gehad om deze voor partijen gezamenlijk in eigendom te verwerven;
wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, voor verdere afdoening en beslissing met inachtneming van hetgeen in deze beschikking is overwogen en beslist;
laat de man toe tot het leveren van het tegenbewijs van het door een vermoeden vastgestelde feit dat partijen ieder voor de helft eigenaar zijn van de woning in Spanje;
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt van de procedure in hoger beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. A.W. Beversluis en
mr. I.A. Vermeulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 mei 2015 in bijzijn van de griffier.