Uitspraak
de moeder,
de raad.
de G.I.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel. De moeder verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, waarin haar ontheffing van het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter [de minderjarige1] was toegewezen. De moeder had het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1], die in 2005 geboren is en sinds 2007 onder toezicht staat en uit huis geplaatst is. De moeder verzocht primair om afwijzing van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om haar te ontheffen van het gezag, subsidiair om een deskundige te benoemen voor onderzoek naar de mogelijkheden voor terugplaatsing van [de minderjarige1]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de moeder bestreden. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2015 heeft de moeder haar meer subsidiaire verzoek om de voogdij aan een andere instelling op te dragen ingetrokken.
Het hof heeft vastgesteld dat de ontheffing van het gezag van de moeder over [de minderjarige1] in stand moet blijven. De moeder heeft geen bezwaren geuit tegen het onderzoek dat door een deskundige is uitgevoerd. Het hof heeft overwogen dat de belangen van [de minderjarige1] voorop staan, en dat zij een kwetsbaar kind is dat bijzondere zorg en aandacht nodig heeft. De moeder heeft in het verleden niet altijd meegewerkt aan de benodigde hulpverlening, wat schadelijk is geweest voor [de minderjarige1]. Het hof concludeert dat de ontheffing van het gezag noodzakelijk is om de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige1] te waarborgen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de overige verzoeken van de moeder worden afgewezen.