ECLI:NL:GHARL:2015:3617

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
200.164.568
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.F. Keulen
  • R. Prakke-Nieuwenhuizen
  • C.J. Laurentius-Kooter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een mede-bewindvoerder en mede-mentor in een familiekwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot benoeming van een mede-bewindvoerder en mede-mentor voor [kind 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de kantonrechter in Overijssel verzocht om benoeming tot mede-bewindvoerder en mede-mentor, maar dit verzoek was afgewezen. De vader stelde dat er geen gegronde redenen waren om zijn verzoek af te wijzen en dat hij meer inzicht wilde in het beheer van het vermogen van [kind 2]. De moeder, verweerster in hoger beroep, voerde aan dat de belangen van [kind 2] goed door haar werden behartigd en dat er geen basis was voor goed overleg tussen de ouders, wat essentieel is voor een goede samenwerking als beide ouders als bewindvoerder en mentor zouden worden benoemd.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De vader stelde dat de onderlinge verstandhouding tussen hem en de moeder verbeterd was en dat er geen ruzie was, maar het hof oordeelde dat er nog steeds sprake was van een moeizame verstandhouding en dat benoeming van de vader tot mede-bewindvoerder en mede-mentor zou kunnen leiden tot onrust voor [kind 2]. Het hof concludeerde dat de belangen van [kind 2] niet beter gediend zouden zijn met de vader als mede-bewindvoerder en mede-mentor, en dat de moeder de belangen van [kind 2] op dit moment goed behartigde. De grief van de vader faalde, en het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, waarbij de kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.164.568
(zaaknummers rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, 2752789 en 3494902)
beschikking van de familiekamer van 21 mei 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.J.H. Zwiers te Hengelo (O),
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.W. Haafkes te Hengelo (O).
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[kind 2],
wonende te [woonplaats] (O),
verder te noemen: [kind 2].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede) van 7 november 2014, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met productie 2, ingekomen op 5 februari 2015;
  • het verweerschrift met producties 1 tot en met 4, ingekomen op 23 maart 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 april 2015 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Hoewel behoorlijk opgeroepen is [kind 2] niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het - op 16 mei 1999 door echtscheiding ontbonden - huwelijk van partijen zijn geboren de thans meerderjarige kinderen:
  • [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974;
  • [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, en
  • [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.
3.2
Bij beschikking van 21 december 2011 heeft de kantonrechter op verzoek van de moeder een bewind ingesteld over de gelden en goederen die (zullen) toebehoren aan [kind 2] en een mentorschap ingesteld ten behoeve van [kind 2] met benoeming van de moeder tot bewindvoerder en mentor.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 5 februari 2014, heeft de vader verzocht hem te benoemen tot mede-bewindvoerder en mede-mentor.
3.4
Bij de bestreden beschikking van 7 november 2014 heeft de kantonrechter de verzoeken van de vader afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader komt met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking (het hof begrijpt:) te vernietigen en opnieuw beschikkende hem te benoemen tot mede-bewindvoerder en mede-mentor over [kind 2].
4.2
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt het hof het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:437 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter twee bewindvoerders benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
Op grond van artikel 1:452 lid 9 BW kan de rechter twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
De vader stelt in zijn grief dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen niet goed is, dat op korte termijn geen verandering in hun onderlinge verstandhouding is te verwachten en dat daarin het gevaar schuilt dat de belangen van [kind 2] niet op een goede manier worden behartigd indien zijn verzoek wordt toegewezen. In de jaren na de echtscheiding is weliswaar weinig contact met de moeder geweest, maar op dit moment is geen sprake van ruzie of anderszins. De ouders hebben allebei enkel het belang van [kind 2] voorop staan. Er bestaan volgens de vader geen gegronde redenen die zich verzetten tegen benoeming van twee bewindvoerders en twee mentoren ten behoeve van [kind 2]. De vader stelt verder dat hij op dit moment geen inzicht heeft in het beheer van het vermogen van [kind 2], maar dat hij dit wel graag wil hebben. Dit betekent volgens de vader nog niet dat hij kritiek heeft op het door de moeder gevoerde beleid. Met betrekking tot het mentorschap hebben partijen wel andere ideeën. Het ontbreekt volgens de vader op dit moment aan een duidelijke toekomstvisie voor [kind 2]. [kind 2] heeft volgens hem meer ruimte nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen en er zou een andere woonomgeving voor hem moeten worden gezocht. [kind 2] heeft meer in zijn mars en hij zou zelfstandiger kunnen gaan wonen, aldus de vader. [kind 2] kan meer dan alleen vakken vullen in een supermarkt. De vader heeft het gevoel dat anderen [kind 2]’s mogelijkheden niet zien. Zo heeft [kind 2] onder zijn begeleiding zijn theorie-examen voor het rijbewijs gehaald en zal hij op korte termijn afrijden. Het geeft ook een positief signaal af aan [kind 2] als beide ouders bewindvoerder en mentor zijn.
5.4
De moeder voert aan dat de echtscheidingsprocedure destijds zeer moeizaam is verlopen en dat partijen tot op heden geen contact met elkaar hebben. Zij wil ook absoluut geen contact met de vader. De belangen van [kind 2] worden op dit moment goed door haar behartigd. Door het gebrek aan contact bestaat geen basis voor goed overleg tussen partijen, hetgeen essentieel is indien de vader tot mede-bewindvoerder en mede-mentor zou worden benoemd. Verder was er na de echtscheiding tot februari 2012 geen contact tussen de vader en [kind 2]. De vader is lange tijd zonder bekende woonplaats uit beeld geweest. Volgens de moeder is, door het contact van [kind 2] met de vader, [kind 2] steeds meer in een spagaat gekomen. Zowel uit het ‘Persoonsbeeld en perspectief’ (POP) van 7 juli 2014 als het verslag van een psychodiagnostisch onderzoek van [kind 2] blijkt dat hij in zijn dagelijkse leven hulp en sturing van zijn begeleiders nodig heeft. Ook volgt uit dit onderzoek dat [kind 2] meer vaardigheden kan laten zien dan hij gezien zijn emotionele ontwikkeling aan kan. Hierdoor ligt overvraging op de loer. De vader onderkent deze overvraging van [kind 2] onvoldoende. De moeder is verder van mening dat de vader niet in staat is om de financiële belangen van [kind 2] te behartigen. De vader heeft een onderneming met de oudste zoon van partijen gehad en deze onderneming is failliet gegaan waardoor deze zoon nog steeds schulden heeft. Ten slotte heeft de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling en in de bestreden beschikking partijen de opdracht gegeven te gaan werken aan hun onderlinge verhoudingen, maar de vader heeft tot op heden geen enkele poging ondernomen met haar contact te zoeken, aldus nog steeds de moeder.
5.5
Het hof is van oordeel dat gegronde redenen zich verzetten tegen de benoeming van de vader tot mede-bewindvoerder en mede-mentor en overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat tussen de vader en de moeder sprake is van een moeizame verstandhouding. Wat de oorzaak daarvan ook zij, tussen partijen bestaat op dit moment geen enkele vorm van communicatie, waardoor elke basis voor overleg tussen hen ontbreekt. Het hof vreest dat het benoemen van de vader tot mede-bewindvoerder en mede-mentor tot onrust en onduidelijkheid voor [kind 2] zal leiden. Het hof is van oordeel dat de belangen van [kind 2] niet beter zijn gediend met de vader als mede-bewindvoerder en mede-mentor. Naar het oordeel van het hof bestaat bij een mede-bewindvoerderschap en mede-mentorschap van de vader het onaanvaardbare risico dat [kind 2] klem zal raken tussen de ouders. Zoals blijkt uit het verslag ‘Persoonsbeeld en perspectief’ (POP) van 7 juli 2014 is er een verschil waarneembaar tussen het niveau van sociale ontwikkeling van [kind 2] (referentieleeftijd 8 jaar) en het niveau van zijn emotionele ontwikkeling (referentieleeftijd 5 jaar). Dit betekent dat [kind 2] meer vaardigheden kan laten zien dan hij aan kan, wat een risico op overvraging met zich brengt. De begeleiding ziet [kind 2] als een jongeman die zich “stoer” presenteert, maar weinig zelfvertrouwen heeft. Hoewel valt te begrijpen dat de vader denkt dat [kind 2] meer in zijn mars heeft en dat hij zelfstandiger zou kunnen gaan wonen, komt uit de stukken naar voren dat [kind 2] veel regie en sturing van de groepsleiding nodig heeft en zal blijven hebben. De vader realiseert zich onvoldoende dat [kind 2] soms meer vaardigheden laat zien dan hij emotioneel aan kan, waardoor het risico van overvraging van [kind 2] reëel is. Verder is [kind 2] een kwetsbare jongen die volgens zijn begeleiders snel in een loyaliteitsconflict komt. Gelet op het vorenstaande zou met de benoeming van de vader tot mede-bewindvoerder en mede-mentor de toch al moeizame onderlinge verstandhouding tussen de ouders verder onder druk worden gezet en is aannemelijk dat [kind 2] hierdoor in loyaliteitsconflict zal geraken. Het hof is, evenals de rechtbank, niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de belangen van [kind 2] door de moeder niet goed worden behartigd. De grief van de vader faalt.

6.De slotsom

6.1
Nu de grief faalt, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof ziet in de aard van de zaak aanleiding om de kosten van het hoger beroep te compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede) van 7 november 2014;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.F. Keulen, R. Prakke-Nieuwenhuizen en
C.J. Laurentius-Kooter, bijgestaan door mr. W. Nagelhout als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en is op 21 mei 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.