Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) dat het Uw Gerechtshof behage te vernietigen het vonnis d.d. 2 maart 2011 door de Rechtbank te Assen uitgesproken tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde, de onderhavige kwestie zelf af te doen en opnieuw rechtdoende, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;I. te verklaren voor recht dat geïntimeerde jegens appellant aansprakelijk is voor al zijn geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het vuurwerkongeval d.d.1 januari 2008;II. geïntimeerde te veroordelen om aan appellant te vergoeden de reeds begrote schade van € 58.852,28 ten gevolge van het appellant overkomen ongeval, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 35.000,00 (smartengeld) vanaf 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 6.471,00 vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de overige schade, zoals schade ten titel van verlies van zelfwerkzaamheid, verlies van arbeidsvermogen, welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt en vereffend volgens de wet;III. geïntimeerde te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke fiscale garantie;IV. geïntimeerde te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep."
In principaal appel:het het Gerechtshof te Leeuwarden moge behagen het vonnis van de rechtbank Assen van 2 maart 2011 (…) in stand te laten en [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, dan wel de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.
3.De feiten
4.De vordering in eerste aanleg en de beslissing daarop
I. zal verklaren voor recht dat [geïntimeerde] aansprakelijk is jegens [appellant] voor de geleden en nog te lijden schade op grond van artikel 6:162 BW, alsmede;
II. [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] te betalen de reeds begrote schade van € 58.852,28, ten gevolge van het hem overkomen ongeval in de nacht van 31 december 2007 en 1 januari 2008, voor welk ongeval [geïntimeerde] aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 35.000,- (smartengeld) vanaf 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 6.471,- (overige materiële schade), vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede;
III. [geïntimeerde] zal veroordelen aan [appellant] te betalen de overige schade, zoals schade ten titel van verlies en zelfwerkzaamheid, verlies van arbeidsvermogen, welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt en te vereffenen volgens de wet, alsmede;
IV. [geïntimeerde] zal veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke fiscale garantie, alsmede;
V. met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening binnen genoemde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag volgens het gebruikelijke liquidatietarief.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroepInleiding
vier grievenopgeworpen. [geïntimeerde] heeft in incidenteel appel
één griefopgeworpen. Met de grieven is het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof ziet hierin aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken.
- [geïntimeerde] had, als ervaren vuurwerkhandelaar en met zijn specifieke kennis van het gevaar van de vuurwerkpot, de illegale vuurwerkpot niet mee mogen brengen naar het (naar haar aard) chaotische en onoverzichtelijke oudejaarsfeest, waar [geïntimeerde] pas om half twee 's nachts arriveerde en waarbij hij zich bij een gezelschap zou voegen dat in een uitgelaten sfeer zou verkeren waarbij reeds de nodige alcohol genuttigd zou zijn;
- indien [geïntimeerde] ervoor koos het betreffende vuurwerk toch mee te brengen, had [geïntimeerde] de tas met daarin de vuurwerkpot niet door zijn partner moeten laten dragen maar had hij deze tas zelf moeten dragen zodat hij het stuk vuurwerk (rechtstreeks) onder controle had kunnen houden;
- [geïntimeerde] had zich dienen te verzetten tegen het overnemen door [appellant] van de tas die gedragen werd door zijn partner, met daarin de gevaarlijke vuurwerkpot;
- [geïntimeerde] had, nadat [appellant] de tas met daarin de vuurwerkpot van zijn partner had overgenomen, voldoende gelegenheid om in te grijpen en [appellant] van het afsteken van de vuurwerkpot te weerhouden, hetgeen hij ten onrechte heeft nagelaten;
- [geïntimeerde] had [appellant] concreet en op indringende wijze moeten waarschuwen voor het hem bekende gevaar van directe ontploffing van de vuurwerkpot.
Als gevolg van het meebrengen van de gevaarlijke illegale vuurwerkpot, het niet voldoende onder controle houden van de tas waarin dit vuurwerk zich bevond en het niet concreet en indringend waarschuwen voor het gevaar van directe ontploffing van het vuurwerk, heeft [geïntimeerde] het gevaar voor een ongeval (mede) in het leven geroepen, hetgeen jegens [appellant] onrechtmatig is, aldus [appellant].
- de meegebrachte vuurwerkpot betrof geen illegaal vuurwerk;
- [geïntimeerde] en zijn partner waren voornemens het door hen, als privé personen, meegebrachte vuurwerk zelf af te steken en behoefden niet te vermoeden dat [appellant] de tas met daarin de vuurwerkpot zou afpakken;
- [geïntimeerde] wist niet dat er een dergelijke grote groep mensen op het oudejaarsfeest aanwezig zou zijn, dat het feest midden in een woonwijk op straat zou plaatsvinden en dat het grootste deel van de groep, waaronder [appellant], zich in een beschonken en opgewonden toestand zou bevinden;
- [appellant] heeft de tas met daarin de vuurwerkpot van de partner van [geïntimeerde] afgepakt en zich daarmee op onrechtmatige wijze het vuurwerk toegeëigend; op [geïntimeerde] rustte dientengevolge geen waarschuwingsplicht ten aanzien van het aan het vuurwerk klevende gevaar;
- zo er op [geïntimeerde] al een waarschuwingsplicht zou hebben gerust bestond er voor hem geen gelegenheid [appellant] adequaat te waarschuwen voor het gevaar op snelle(re) ontploffing van het vuurwerk, nu [appellant] nadat hij de tas met vuurwerk had afgepakt, hiermee is weggerend en [geïntimeerde] hem pas weer in het zicht kreeg op het moment dat [appellant] al doende was het vuurwerk af te steken; [geïntimeerde] heeft [appellant] op dat moment alleen nog kunnen waarschuwen voor de gevaren die hij direct constateerde (te weten dat [appellant] niet met zijn hoofd boven de vuurwerkpot moest hangen en het vuurwerk met een sigaret aan moest steken);
- [appellant] heeft de vuurwerkpot op ongecontroleerde wijze aangestoken zonder zich er daarbij te van vergewissen of het vuurwerk illegaal was en zonder daarbij de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen (zoals het aansteken met een aansteeklont, het voldoende afstand houden en het dragen van een vuurwerkbril) in acht te nemen.
Productaansprakelijkheid
Voor zover [appellant] met deze stelling heeft betoogd dat op [geïntimeerde] een risico-aansprakelijkheid rust op grond van het bepaalde in artikel 6:185 BW, verwerpt het hof deze stelling, nu de vuurwerkpot niet door [geïntimeerde] als producent in het verkeer is gebracht.
Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad
Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de desbetreffende vuurwerkpot niet, zoals het overige door [geïntimeerde] meegebrachte vuurwerk, afkomstig was uit het reguliere verkoopassortiment van [geïntimeerde], maar dat [geïntimeerde] de vuurwerkpot via een vriend had verkregen. Vast staat voorts dat de vuurwerkpot niet was voorzien van reclame en dat hierop geen afbeelding van afgaand vuurwerk was weergegeven.
Op grond van artikel 2.1.3 lid 1 van het Vuurwerkbesluit dient consumentenvuurwerk (vuurwerk dat geschikt is voor particulier gebruik) onder meer te zijn voorzien van een vermelding of een afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn, alsmede van de naam, de handelsnaam of het handelsmerk en de naam en plaats van vestiging van de fabrikant en de importeur of handelaar. Nu tussen partijen vaststaat dat de vuurwerkpot noch van reclame, noch van afbeeldingen van afgaand vuurwerk was voorzien, constateert het hof dat de door [geïntimeerde] meegebrachte vuurwerkpot niet voldeed aan de voornoemde in het Vuurwerkbesluit aan consumentenvuurwerk gestelde eisen.
Ten tijde van het ongeval gold voorts de op het Vuurwerkbesluit gebaseerde Regeling Nadere eisen aan vuurwerk 2004, waarin in artikel 5 lid 1 is opgenomen dat consumentenvuurwerk voorzien van een lont, een ontsteekvertraging van tenminste drie en ten hoogste acht seconden dient te hebben. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige vuurwerkpot onmiddellijk na het aansteken daarvan tot ontploffing is gekomen. Zulks is ook door diverse getuigen in hun schriftelijke verklaringen bevestigd: "
Op het moment dat [naam] naar voren buigt om het vuurwerk aan te steken gaat deze binnen 1 seconde af" ([X]), "
Op het moment dat hij[[appellant]]
de sigaret bij de "sierpot" hield knalde de "sierpot" direct uit elkaar" ([Y]), "
Toen ik een vonk zag verschijnen hing hij boven het vuurwerk. Toen hoorde ik direct wat knallen in de lucht en zag [naam] wegrennen met zijn handen voor zijn gezicht" ([Z]).
In het licht van deze verklaringen, staat het naar het oordeel van het hof voorshands voldoende vast dat het vuurwerk geen ontstekingsvertraging van tenminste drie seconden had en dientengevolge niet voldeed aan de in de Regeling Nadere eisen aan vuurwerk gestelde criteria. Nu [geïntimeerde] heeft gesteld dat het onmiddellijk afgaan van het vuurwerk gelegen is in de gedragingen van [appellant] zelf, doordat hij het vuurwerk op onvoorzichtige wijze heeft aangestoken, zal hij tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands geleverd geachte bewijs worden toegelaten.
Causaal verband
Relativiteit
Het hof acht daarbij van belang de volgende, in de Nota van Toelichting bij het Vuurwerkbesluit, opgenomen passages:
"Het doel van dit besluit is betere waarborgen te scheppen voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die het opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk kunnen veroorzaken. Het gaat in dit verband zowel om de bescherming van de bevolking in de omgeving van een inrichting waar vuurwerk aanwezig is, de bescherming van toeschouwers die aanwezig zijn bij een evenement of voorstelling waarbij professioneel vuurwerk wordt afgestoken, de bescherming van mensen bij het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling, als om de bescherming van personen die werkzaam zijn bij een bedrijf waarin handelingen worden verricht met professioneel vuurwerk.(…)Vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik (consumentenvuurwerk) dient te voldoen aan welomschreven productveiligheidseisen (Regeling Nadere eisen aan vuurwerk). Vuurwerk dat niet voldoet aan deze productveiligheidseisen mag niet voor consumentendoeleinden binnen het grondgebied van Nederland worden gebracht, vervaardigd, toegepast, voorhanden worden gehouden, aan een ander ter beschikking worden gesteld, worden opgeslagen of bewerkt."
Op grond van de eerste in artikel 6:101 lid 1 BW genoemde maatstaf wordt, wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Het causaal verband tussen de fout van [geïntimeerde] en de schade is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen gegeven. Aan de orde is nog de vraag of die schade mede een gevolg is van een aan [appellant] toe te rekenen omstandigheid en, zo ja, tot welke causale verdeling dat leidt.
Vervolgens dient te worden bezien of de tweede in artikel 6:101 lid 1 BW genoemde maatstaf, de zogenaamde billijkheidscorrectie, tot een andere verdeling noopt of dat de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, een en ander wegens de uiteenlopende ernst en de mate van verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval, zoals de ernst van het letsel.
a) [appellant] heeft zonder toestemming van [geïntimeerde] en zijn partner de tas met daarin de vuurwerkpot van de partner van [geïntimeerde] afgepakt;
b) [appellant] heeft zich vervolgens met deze tas richting het vreugdevuur begeven;
c) [appellant] is ondanks de waarschuwingen van [geïntimeerde] overgegaan tot het aansteken van het vuurwerk;
d) [appellant] heeft daarbij, in beschonken toestand, het vuurwerk op zeer onzorgvuldige wijze aangestoken, door met zijn lichaam boven de vuurwerkpot te hangen, de lont van het vuurwerk geheel bloot te leggen en een aansteker te gebruiken, zonder dat hij daarbij de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen, zoals het dragen van een vuurwerkbril en het aansteken met een aansteeklont in acht heeft genomen.
artikel 6:101 lid 1 BW geen sprake kan zijn. [appellant] stelt daartoe dat, nu [geïntimeerde] als gevaarzetter steeds rekening heeft te houden met een zekere onoplettendheid van (onwetende) potentiële slachtoffers, het niet aangaat die eventuele onoplettendheid een slachtoffer als [appellant] in het kader van artikel 6:101 BW als eigen schuld aan te wrijven. [appellant] verwijst ter onderbouwing van deze stelling naar het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2005 (ECLI:NL:HR:2005: AU4042 - Skeelerarrest).
heeft weliswaar erkend dat hij “op bepaalde punten mogelijk niet een volmaakte voorzichtigheid en oplettendheid heeft betracht”, maar de door [geïntimeerde] geschetste gang van zaken wordt door hem betwist.
Voor de beoordeling van de vraag in welke mate de aan [appellant] toe te rekenen gedragingen van [appellant] zelf tot het ontstaan van de schade hebben bijgedragen dient naar het oordeel van het hof vastgesteld te worden wat de precieze toedracht van het ongeval is geweest. Nu [geïntimeerde], op wie zoals gezegd in dit kader stelplicht en bewijslast rust, een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan betreffende zijn voornoemde stellingen, zal het hof hem toelaten tot bewijslevering door het horen van getuigen.
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van
dinsdag9 juni 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;