ECLI:NL:GHARL:2015:3356

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.153.193
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in het kader van vechtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 28 april 2015 een beschikking gegeven inzake de wijziging van het gezamenlijk gezag over de kinderen van de ouders, die in een langdurige vechtscheiding verwikkeld zijn. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof laten weten geen behoefte te hebben aan een nadere zitting en refereert zich aan het oordeel van het hof. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft eveneens aangegeven dat zij geen zitting nodig vindt als het hof het advies van de Raad voor de Kinderbescherming volgt. Het hof heeft in zijn beslissing het advies van de raad gevolgd, dat adviseerde om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag van de moeder, gezien de onaanvaardbare risico's voor de kinderen door de voortdurende conflicten tussen de ouders.

Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de scheiding zijn gewijzigd en dat de ouders niet in staat zijn gebleken om samen beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. De vader heeft in het verleden zijn gezag gebruikt om hulpverlening voor de kinderen tegen te houden en heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van de kinderen. De raad heeft geadviseerd om de zorgregeling tussen de vader en de kinderen te schorsen, wat het hof heeft overgenomen. De vader heeft zich ook op dit punt gerefereerd aan het oordeel van het hof.

De beslissing van de rechtbank om de moeder alleen met het gezag over de kinderen te belasten, is door het hof bekrachtigd. Tevens is een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de vader driemaal per jaar moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. De verzoeken van de vader om een consultatieregeling zijn afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.153.193/01
(zaaknummer rechtbank C/16/346021/ FL RK 1325 en C/16/346022/ FL RK 13-1326)
beschikking van de familiekamer van 28 april 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [A],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
de vader,
advocaat: mr. F.J. Bosma, kantoorhoudend te Apeldoorn,
tegen
[verweerster],
wonende te [B],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen:
de moeder,
advocaat: mr. H.M.J. Offermans, kantoorhoudend te Roermond.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Op 28 oktober 2014 heeft het hof een tussenbeschikking gewezen. Het hof verwijst naar die beschikking.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit de volgende door het hof ontvangen stukken:
- op 9 februari 2015 een brief van 5 februari 2015 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), met als bijlage een raadsrapportage van 3 februari 2015;
- op 16 februari 2015 een journaalbericht van 16 februari 2015 van mr. Bosma;
- op 24 februari 2015 een journaalbericht van 24 februari 2015 van mr. Offermans.
1.3
Bij journaalbericht van 16 februari 2015 heeft de vader laten weten dat hij geen behoefte meer heeft aan een nadere zitting van het hof en dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof. Bij journaalbericht van 24 februari 2015 heeft de moeder laten weten dat zij een zitting evenmin nodig vindt als het hof overeenkomstig de raadsadvies beslist. Nu het hof zoals hierna wordt overwogen, het advies van de raad zal volgen, zal het hof een nadere behandeling ter zitting achterwege laten.
2.
De motivering van de beslissing
2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 28 oktober 2014, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist. In die beschikking heeft het hof de behandeling van de onderhavige zaak aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek door de raad.
Het gezag over de kinderen
2.2
Het hof zal eerst beslissen op het in hoger beroep in geschil zijnde verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag, aangezien dit verzoek het meest verstrekkend is.
2.3
Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van de ouders toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.4
Na de scheiding van partijen is het gezamenlijk gezag over de kinderen van rechtswege blijven bestaan. Niet in geschil is dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.
2.5
Het hof is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 20 oktober 2014 van oordeel dat het belang van de kinderen vereist dat het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen gewijzigd wordt naar eenhoofdig gezag van de moeder. Het hof heeft daarbij het volgende in overweging genomen.
2.6
De raad heeft in voornoemd raadsrapport van 3 februari 2015 geadviseerd om het gezag bij alleen de moeder te beleggen en het hof verenigt zich met dat advies. De ouders zitten al jaren in een zogeheten vechtscheiding. Tussen de ouders is al jarenlang sprake van een zeer slechte communicatie. Er is veel geprobeerd en geïnvesteerd om de verstandhouding tussen de ouders te verbeteren, maar al deze pogingen hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Ondanks de vier jaar durende ondertoezichtstelling is de conflictueuze situatie blijven bestaan.
2.7
In de strijd zijn de ouders het belang van de kinderen uit het oog verloren; in elk geval zijn zij niet in staat gebleken om samen vorm te geven aan het gezamenlijk nemen van beslissingen in het belang van de kinderen, zoals hulpverlening voor de kinderen. De vader heeft in het verleden zijn gezag gebruikt om de hulpverlening voor de kinderen tegen te houden en heeft bij de raad aangegeven dat hij (ook in de toekomst) wil ingrijpen als de moeder (naar zijn oordeel) niet de juiste keuzes maakt, bijvoorbeeld wat hulpverlening betreft.
2.8
De vader heeft de belangen van de kinderen niet voorop gesteld, getuige ook zijn protestactie bij de woning van de moeder en de kinderen die enige plaatselijke commotie heeft gegeven waarbij de vader voor lief heeft genomen hoe dit voor de kinderen zou voelen. De vader heeft daarin kennelijk ook niets geleerd. Hij is namelijk voornemens dat weer te gaan doen en vindt het niet erg als hij daarmee de kinderen schaadt.
2.9
De langdurige strijd tussen de ouders is een bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. Tijdens de gesprekken met de kinderen is de raad duidelijk geworden dat zij een negatief beeld hebben van de vader en dat dit beeld versterkt wordt/blijft door herinneringen van de contacten die zij met de vader hebben gehad. De kinderen hebben al tien jaren last van deze situatie en staan niet open voor input van de vader in hun leven. De raad heeft aangegeven dat de kinderen rust nodig hebben. De uitwerking van de rust op de kinderen is belangrijk voor hun verdere ontwikkeling.
2.1
Gelet op de ernst en de duur van de strijd tussen de ouders en op de hulpverlening die op dit punt vergeefs is ingezet valt niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. Onder deze omstandigheden is er een onaanvaardbaar risico dat de kinderen (verder) klem of verloren raken tussen de ouders als het gezamenlijk gezag voortduurt. Zeer waarschijnlijk zou elke beslissing over de kinderen leiden tot (verdere) grote conflicten. Eenhoofdig gezag biedt meer duidelijkheid en brengt in elk geval voor wat betreft gezagskwesties de voor de kinderen hoogst noodzakelijke rust.
Het hof is dan ook van oordeel dat een wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De beslissing van de rechtbank om de moeder, bij wie de kinderen hun hoofdverblijf hebben, voortaan alleen te belasten met het gezag over de kinderen, zal het hof dan ook bekrachtigen.
De omgang tussen de vader en de kinderen
2.11
Vervolgens is aan de orde de vraag welke zorgregeling tussen de vader en de kinderen dient te worden vastgesteld. De ouders verschillen ook daarover van mening.
2.12
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt het recht op omgang. Ingevolge artikel 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang - of wijst het verzoek om vaststelling van een zorgregeling af - slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.13
De raad heeft geadviseerd om de zorgregeling tussen de vader en de kinderen te schorsen dan wel de vader het recht op omgang te ontzeggen. Volgens het raadsrapport verzet de vader zich niet tegen de schorsing. Dat stemt overeen met het journaalbericht van 16 februari 2015 waarin de vader heeft aangegeven dat hij zich - ook op dit punt - refereert aan het oordeel van het hof.
De raad heeft er terecht op gewezen dat de kinderen rust nodig hebben. Het hof neemt daarbij het hiervoor onder 2.6 tot en met 2.9 overwogene in aanmerking, in het bijzonder de impact van de langdurige strijd op de kinderen, hun beleving van de vader en de omstandigheid dat de houding van de vader als weergegeven onder 2.7 en 2.8 de kinderen niet aanmoedigt om weer contact met hem te hebben.
2.14
Op grond van al het vorenstaande is voor het hof voldoende vast komen te staan dat omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het hof is daarom van oordeel dat de rechtbank de zorgregeling terecht heeft beëindigd.
De informatieregeling
2.15
De vader heeft in het appelschrift verzocht om een consultatie- en informatieregeling vast te stellen.
2.16
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan de rechter zowel op het verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft indien het belang van het kind zulks vereist.
2.17
Het hof zal een informatieregeling vaststellen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met al het vorenoverwogene, in het bijzonder de voortdurende strijd tussen de ouders, alsmede met het volgende. De raad heeft geadviseerd een informatieregeling op te leggen waarin de moeder elk jaar de schoolfoto's van de kinderen aan de vader verstrekt. Daarnaast dient de moeder volgens de raad alle rapporten van de kinderen aan de vader te verstrekken. De moeder dient verder de vader te informeren over belangrijke zaken betreffende de school, de schoolkeuze, hobby's en medische behandelingen en andere belangrijke zaken die de kinderen betreffen.
De moeder is bereid de rapporten te sturen en heeft aangegeven dat die thans driemaal per jaar worden verstrekt. De raad heeft terecht opgemerkt dat de kinderen niet meer de leeftijd hebben dat zij iedere maand zo groeien of veranderen dat de vader iedere maand een foto dient te krijgen dan wel iedere maand een verslag dient te krijgen van hun functioneren op school. De door de vader verzochte frequentie van toezending van foto's van de kinderen en informatie over school zal het hof dan ook niet volgen. Het hof zal de frequentie van de informatieverstrekking bepalen op driemaal per jaar, nu dat aansluit bij de interval van de rapporten.
2.18
De verzochte consultatieregeling zal het hof afwijzen nu het belang van de kinderen dat vereist, gelet op het hiervoor onder 2.6 tot en met 2.10 overwogene. Dat stemt overigens ook overeen met het advies van de raad, die - evenals de moeder - een consultatieregeling een stap te ver acht.

3.De slotsom

3.1
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover die het gezag over de kinderen betreft en voor zover die de beëindiging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen betreft. Het hof zal de informatieregeling vaststellen zoals hierna wordt weergegeven. Het verzoek om een consultatieregeling wordt afgewezen.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van 30 april 2014 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, voor zover daarin bepaald is dat de moeder voortaan alleen met gezag over de minderjarigen [de minderjarige1], geboren [in] 2002, en
[de minderjarige2], geboren [in] 2004, zal zijn belast;
bekrachtigt die beschikking voor zover het de beëindiging van de zorgregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen betreft;
stelt de volgende informatieregeling vast:
bepaalt dat de moeder de vader driemaal per jaar dient te informeren omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen, zoals belangrijke zaken betreffende de school, de schoolkeuze, hobby's en medische behandelingen, en dat de moeder daarbij de schoolrapporten van de kinderen dient te verstrekken en eens per jaar de schoolfoto's van de kinderen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. J.G. Idsardi en mr. I.A. Vermeulen, bijgestaan door de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 april 2015.