ECLI:NL:GHARL:2015:3216

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
3 mei 2015
Zaaknummer
21-002247-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens deelname aan alcoholslotprogramma

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 3 april 2014, waarin een verplichting tot deelname aan het alcoholslotprogramma was opgelegd. Tijdens de zitting op 17 april 2015 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte zijn rijbewijs gedurende tweeëneenhalf jaar kwijt was geweest in verband met deze procedure, en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn strafvervolging. De advocaat-generaal heeft bevestigd dat de verplichting tot deelname aan het alcoholslotprogramma niet onherroepelijk was opgelegd, maar heeft desondanks gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw en de advocaat-generaal in overweging genomen en heeft besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. Dit besluit is mede gebaseerd op de beleidsbrieven van het openbaar ministerie en een brief van de minister van infrastructuur en milieu. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk is verklaard in zijn strafvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002247-14
Uitspraak d.d.: 30 april 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 3 april 2014 met parketnummer 96-000798-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. B.E.J. Torny, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Ter terechtzitting van het hof op 17 april 2015 heeft de raadsvrouw aangegeven dat verdachte weliswaar niet meer hoeft deel te nemen aan het alcoholslotprogramma nu het bezwaar gericht tegen de oplegging daarvan gegrond is verklaard maar dat verdachte zijn rijbewijs in verband met deze procedure wel tweeëneenhalf jaar kwijt geweest. De raadsvrouw heeft daarom, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2015, ECLI: NL:HR:2015:434, betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven ervan te zijn uitgegaan dat aan verdachte in deze zaak onherroepelijk de verplichting tot deelname aan het alcoholslotprogramma was opgelegd. Gelet op de mededeling van de raadsvrouw blijkt dat echter niet het geval. De advocaat-generaal heeft desalniettemin gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn strafvervolging. Daarbij heeft de advocaat-generaal gewezen op het feit dat verdachte zijn rijbewijs tweeëneenhalf jaar kwijt is geweest en op de beleidsbrieven van het openbaar ministerie aangaande deze problematiek.
Het hof zal, gelet op voormelde standpunten, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte. Daarbij heeft het hof ook betrokken de brief van de minister van infrastructuur en milieu gericht aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 1 april 2015 (kenmerk: IENM/BSK-2015/52412).

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Aldus gewezen door
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en op 30 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.