In deze zaak gaat het om de waardering van een maatschapsaandeel in het kader van het recht van successie. De belanghebbende, erfgenaam van de overleden [D], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de aanslag in het recht van successie heeft gehandhaafd. De Inspecteur had de waarde van het aandeel van de echtgenote in het ondernemingsvermogen vastgesteld op de liquidatiewaarde, terwijl de belanghebbende betoogde dat deze waarde op de overnamewaarde moest worden gesteld. Het Hof oordeelt dat de waarde van het maatschapsaandeel van de echtgenote moet worden vastgesteld op de liquidatiewaarde, omdat de maatschap door het overlijden van de erflater is ontbonden. Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot niet gerechtigd is tot de vennootschappelijke goederen, maar wel tot de waarde van het maatschapsaandeel. De belanghebbende kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de waarde van het aandeel in het ondernemingsvermogen van de echtgenote niet relevant is voor de nalatenschap. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.