Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[Deelgenoot 1],
[Deelgenoot 2],
[Deelgenoot 3],
[Deelgenoot 4],
[Deelgenoot 5],
[Deelgenoot 6],
[Deelgenoot 7],
[Deelgenoot 8],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een pachtkwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.M. Bijloo, heeft in een eerdere fase van de procedure, bij het tussenarrest van 9 december 2014, al een beslissing gekregen over de primaire vordering die niet toewijsbaar was. Op 15 december 2014 heeft de appellant afgezien van het horen van getuigen en een eiswijziging aangekondigd. Op 23 december 2014 heeft hij zijn eis verminderd, wat leidde tot een heroverweging van de zaak door het hof.
Het hof heeft in zijn eindarrest van 20 januari 2015 geoordeeld dat de grieven van de appellant geen doel kunnen treffen, aangezien de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen niet langer werden gehandhaafd. De voorwaarde waaronder het incidenteel beroep was ingesteld, werd niet vervuld. Het hof heeft het vonnis van de pachtkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het principaal beroep. De kosten aan de zijde van de geïntimeerden zijn gedetailleerd begroot, inclusief anticipatie-exploten, griffierechten en salaris volgens het liquidatietarief.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters en twee deskundige leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.