ECLI:NL:GHARL:2015:307

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
200.133.753
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pachtkwestie met eisvermindering en kostenveroordeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een pachtkwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.M. Bijloo, heeft in een eerdere fase van de procedure, bij het tussenarrest van 9 december 2014, al een beslissing gekregen over de primaire vordering die niet toewijsbaar was. Op 15 december 2014 heeft de appellant afgezien van het horen van getuigen en een eiswijziging aangekondigd. Op 23 december 2014 heeft hij zijn eis verminderd, wat leidde tot een heroverweging van de zaak door het hof.

Het hof heeft in zijn eindarrest van 20 januari 2015 geoordeeld dat de grieven van de appellant geen doel kunnen treffen, aangezien de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen niet langer werden gehandhaafd. De voorwaarde waaronder het incidenteel beroep was ingesteld, werd niet vervuld. Het hof heeft het vonnis van de pachtkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het principaal beroep. De kosten aan de zijde van de geïntimeerden zijn gedetailleerd begroot, inclusief anticipatie-exploten, griffierechten en salaris volgens het liquidatietarief.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters en twee deskundige leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.753
(zaaknummer rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, zittingsplaats Middelburg, 251042)
arrest van de pachtkamer van 20 januari 2015
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel beroep,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. W.M. Bijloo,
tegen:

1.[Deelgenoot 1],

wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
2.
[Deelgenoot 2],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
3.
[Deelgenoot 3],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
4.
[Deelgenoot 4],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
5.
[Deelgenoot 5],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. H.M. Den Hollander,
6.
[Deelgenoot 6],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.T. Fuller,
7.
[Deelgenoot 7],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
8.
[Deelgenoot 8],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
geïntimeerden in het principaal beroep,
[Deelgenoot 6] tevens appellante in het voorwaardelijk incidenteel beroep;
hierna gezamenlijk: [Deelgenoten]

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding tot aan het arrest van 9 december 2014 (hierna: het tussenarrest) verwijst het hof naar dat arrest.
1.2
Bij brief van zijn advocaat van 15 december 2014 heeft [appellant] afgezien van het horen van getuigen en een eiswijziging aangekondigd. Vervolgens heeft [appellant] op de rol van 23 december 2014 bij akte zijn eis verminderd.
1.3
Vervolgens hebben partijen andermaal de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.Voortgezette motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Het hof roept in herinnering dat het bij het tussenarrest reeds heeft beslist dat de primaire vordering, die zich richt tegen [Deelgenoten] niet toewijsbaar is. Thans heeft [appellant] zijn eis verminderd, aldus dat hij zijn subsidiare en meer subsidiaire vorderingen, die zich richtten tegen [Deelgenoot 3], niet langer handhaaft. De slotsom moet dus zijn dat de grieven geen doel kunnen treffen en dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd.
2.2
De voorwaarde waaronder het incidenteel beroep is ingesteld, is niet vervuld.
2.3
Het hof zal [appellant], als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het principaal beroep. Het hof zal de aan de zijde van [Deelgenoot 5] gevallen kosten begroten op € 742,56 voor de anticipatie-exploten (acht maal € 92,82), € 299,— voor griffierecht en € 2.682,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (drie punten tarief II) en de aan de zijde van [Deelgenoot 6] gevallen kosten op € 299,— voor griffierecht en € 2.682,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (drie punten tarief II).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de pachtkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, zittingsplaats Middelburg, van 26 juli 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal beroep, tot op de uitspraak van dit arrest aan de zijde van [Deelgenoot 5] begroot op € 742,56 voor de anticipatie-exploten, € 299,— voor griffierecht en € 2.682,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en aan de zijde van [Deelgenoot 6] op € 299,— voor griffierecht en € 2.682,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, Th.C.M. Willemse en F.J.P. Lock en de deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ir. H.K.C. Roelofsen, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015
.