ECLI:NL:GHARL:2015:3052
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige met onderzoek naar plaatsing bij de vader
In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2014, die sinds 12 augustus 2014 in een pleeggezin verblijft. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2014, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd, hoger beroep aangetekend. De vader verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (G.I.) af te wijzen, of in ieder geval de duur van de machtiging te beperken tot 1 maart 2015 en de verblijfplaats van [de minderjarige1] bij hem te bepalen.
De moeder heeft het verzoek van de vader bestreden en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De G.I. heeft geen verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2015 zijn de vader, zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de G.I. en de moeder verschenen. De vader heeft zijn betrokkenheid bij [de minderjarige1] benadrukt en betoogd dat hij in staat is om voor hem te zorgen. De G.I. heeft echter aangegeven dat er meer tijd nodig is om te beoordelen of [de minderjarige1] veilig bij de vader kan worden geplaatst, gezien de onduidelijkheid over de onderlinge verhoudingen en de houding van de vader.
Het hof oordeelt dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Het belang van [de minderjarige1] vereist een gedegen onderzoek naar de mogelijkheden van plaatsing bij de vader, wat tijd vergt. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. Het hof benadrukt ook het belang van een goede omgang tussen de vader en [de minderjarige1] en de rol van de moeder in zijn leven.