ECLI:NL:GHARL:2015:3047

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
24-002914-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid dagvaarding en ontslag van rechtsvervolging in economische strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was aangeklaagd voor verschillende economische misdrijven, waaronder het inzamelen van gevaarlijke afvalstoffen zonder vergunning en het witwassen van geld en afgedankt wit- en bruingoed. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor zover deze betrekking had op gevaarlijke afvalstoffen nietig was, omdat deze onvoldoende feitelijk was omschreven. De verdachte is vrijgesproken van het witwassen, omdat niet was aangetoond dat hij handelingen had verricht om de criminele herkomst van de voorwerpen te verhullen. Het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige tenlastegelegde feiten en heeft een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet was aangetoond dat de vertegenwoordiger bevoegd was om namens de benadeelde partij op te treden. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd en de beslissing uiteengezet, waarbij het vonnis waarvan beroep is vernietigd en opnieuw recht is gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-002914-10
Uitspraak d.d.: 29 april 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 november 2010 met parketnummer 07-996560-08 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 juni 2013 en 15 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling ter zake van het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, en
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.H. Rump, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 2 maart 2009 in de gemeente Deventer en/of (elders) in Nederland, al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te weten afgedankt wit- en/of bruingoed, heeft ingezameld zonder vermelding op de VIHB-lijst van inzamelaars;
2:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 3 maart 2009 in de gemeente Deventer en/of Lochem en/of Hengelo en/of Voorst en/of (elders) in Nederland, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich door afgifte aan een of meer anderen, te weten [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8], heeft ontdaan van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten (ingezameld/afgedankt) wit- en/of bruingoed;
3:
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning aan of nabij de [weg 1] te [plaats 1], een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
4:
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Lochem, al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, CFK- en/of
HCFK-houdende koel- en/of vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en/of van anderen dan particuliere huishoudens, terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
5:
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Voorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning aan of nabij de [weg 2] te [plaats 2], een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
6:
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Voorst, al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, CFK- en/of
HCFK-houdende koel- en/of vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en/of van anderen dan particuliere huishoudens, terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
7:
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning aan of nabij de [straat] te [plaats 3], een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
8:
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Deventer, al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, CFK- en/of
HCFK-houdende koel- en/of vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en/of van anderen dan particuliere huishoudens, terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
9:
verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 3 maart 2009, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met
3 maart 2009, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerpen (geld en/of vermogensrechten) de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, en/of
een of meer voorwerpen, te weten geld en/of panden en/of (afgedankt) wit- en/of bruingoed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl verdachte wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Partiële nietigheid dagvaarding

Het hof is van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde voor zover betrekking hebbende op "gevaarlijke afvalstoffen" telkens niet voldoet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde vereisten. Immers, is niet vermeld op welke gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer juncto het destijds vigerende artikel 3 van de Regeling Europese afvalstoffenlijst, opgenomen in de lijst van afvalstoffen, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 28 maart 2002, nr. 62, bladzijde 22, wegens een fout opnieuw gepubliceerd in de Staatscourant van 19 april 2002, nr. 76, pagina 9, de tenlastelegging het oog heeft. Hierdoor is het onder 1 en 2 ten laste gelegde op dit punt onvoldoende feitelijk omschreven. Op grond hiervan zal het hof de dagvaarding in zoverre nietig verklaren.

Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het onder 9 ten laste gelegde

Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zoals die, in geval van cassatie, zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest, bedoeld in artikel 415 juncto artikel 365, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, acht het hof bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 maart 2009 in Nederland geld ten bedrage van in totaal, volgens verdachtes verklaring ter terechtzitting van het hof, ongeveer € 20.000,=, en afgedankt wit- en bruingoed heeft verworven en voorhanden heeft gehad, en afgedankt wit- en bruingoed heeft overgedragen terwijl hij wist dat dit geld en afgedankt wit- en bruingoed afkomstig waren uit de hiervoor onder 1. en 2. ten laste gelegde economische misdrijven.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
verdachte op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 tot en met 2 maart 2009 in Nederland opzettelijk bedrijfsafvalstoffen, te weten afgedankt wit- en/of bruingoed, heeft ingezameld zonder vermelding op de VIHB-lijst van inzamelaars;
2:
verdachte op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 tot en met 3 maart 2009 in Nederland opzettelijk zich door afgifte aan [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en [betrokkene 8] heeft ontdaan van bedrijfsafvalstoffen, te weten (ingezameld/afgedankt) wit- en/of bruingoed;
3:
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Lochem opzettelijk zonder daartoe verleende vergunning aan de [weg 1] te [plaats 1] een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
4:
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Lochem opzettelijk CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en van anderen dan particuliere huishoudens, terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
5:
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Voorst opzettelijk zonder daartoe verleende vergunning aan de [weg 2] te [plaats 2] een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
6:
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Voorst opzettelijk CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en van anderen dan particuliere huishoudens, terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
7:
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk zonder daartoe verleende vergunning aan de [straat] te [plaats 3] een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
8:
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en van anderen dan particuliere huishoudens, terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
9:
verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 maart 2009 in Nederland
voorwerpen, te weten geld en afgedankt wit- en bruingoed, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en voorwerpen, te weten afgedankt wit- en bruingoed, heeft overgedragen,
terwijl verdachte wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.45, eerste lid, onderdeel a, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.37, eerste lid, van de
Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

het onder 3, 5 en 7 bewezen verklaarde levert op:

telkens:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de
Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
het onder 4, 6 en 8 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de
Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Het hof stelt met betrekking tot het onder 9. bewezen verklaarde vast, dat het geld en het afgedankt wit- en bruingoed dat verdachte verworven en voorhanden heeft gehad, onmiddellijk afkomstig zijn van door verdachte zelf gepleegde misdrijven, te weten de feiten 1. en 2. Het overdragen van het afgedankte wit- en bruingoed hangt zozeer samen met feit 2. dat verdachte zich daarmee automatisch zou schuldig maken aan witwassen. Van handelingen van verdachte, gericht op het verhullen van de criminele herkomst of verbergen van deze voorwerpen is evenwel niet gebleken. Dit brengt, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2014, gepubliceerd op rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:2014:714 mee dat het onder 9. bewezen verklaarde niet kan worden gekwalificeerd als witwassen. Verdachte wordt ter zake ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is met betrekking tot de feiten 1. tot en met 8. strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 september 2008 tot en met 3 maart 2009 meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van economische misdrijven, gelegen in de sfeer van de handel in afgedankt wit- en bruingoed, zonder tot die handel bevoegd te zijn en zonder over de daarvoor benodigde papieren en vergunningen te beschikken. Verdachte heeft door zijn handelen meermalen bij en krachtens de Wet milieubeheer gestelde voorschriften overtreden, welk voorschriften telkens strekten tot de bescherming van het milieu.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 maart 2015 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van het plegen van een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof heeft kennis genomen van het door de Reclassering Nederland op 16 maart 2010 uitgebrachte reclasseringsadvies, dat - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Verdachte is arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt een WAO-uitkering. Verdachte zegt te lijden aan schizofrenie en staat onder psychiatrische behandeling bij de heer Drenth, SPW'er bij Dimence Deventer. Hij krijgt medicatie voorgeschreven. Hij zegt verder goed te kunnen functioneren, ondanks de schizofrenie en kan, wanneer hij de medicatie voldoende inneemt, normaal werk uitvoeren. Drenth voornoemd heeft verteld dat verdachte gediagnosticeerd is met een schizo-affectieve stoornis. Uit het reclasseringsrapport volgt verder, dat het voorarrest in de onderhavige strafzaak een forse mentale impact heeft gehad op verdachte en dat verdachte gebaat is bij een werkomgeving waar hij zich veilig voelt. Uitvoering van een werkstraf is mogelijk. Verdachte is verder financieel gezien in staat een geldboete te betalen.
Verdachte heeft ter zitting van het hof d.d. 15 april 2015 de inhoud van genoemd reclasseringsadvies bevestigd en heeft voorts verklaard dat hij genoemde handel is begonnen als hobby, maar dat deze hobby behoorlijk uit de hand is gelopen.
Gebleken is dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten met hulp van de gemeente Deventer, zijn raadsvrouw en anderen de beschikking heeft verkregen over de daarvoor benodigde papieren en vergunningen om de door hem als hobby opgestarte handel in afgedankt wit- en bruingoed legaal voort te kunnen zetten.
De berechting in hoger beroep heeft niet heeft plaatsgevonden binnen de als redelijk te beoordelen termijn van 2 jaren. Het appel is ingesteld op 7 december 2010 en heden wordt eindarrest gewezen. Derhalve is sprake van overschrijding van deze termijn met
2 jaren en bijna 5 maanden. Slechts een deel van deze overschrijding is toe te rekenen aan het op verzoek van de verdediging verrichte onderzoek door de rechter-commissaris.
Verder neemt het hof bij de strafoplegging in aanmerking het lange tijdsverloop sedert het plegen van de bewezen verklaarde feiten.
Alles afwegend acht het hof - anders dan de advocaat-generaal - oplegging van een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf niet meer geïndiceerd. Het hof is van oordeel dat een passende bestraffing gevonden kan worden in het opleggen van een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Met deze strafmodaliteit is de overschrijding van de redelijke termijn van berechting voldoende verdisconteerd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is dat de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering.
[vertegenwoordiger], heeft bij begeleidend schrijven van 24 november 2011 het in eerste aanleg ontbrekende ingevulde "voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces", gedagtekend 24 november 2011, aan het openbaar ministerie te 's-Hertogenbosch opgestuurd. Dit formulier is aan het dossier toegevoegd. Het hof merkt dit schrijven met bijlage aan als het zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw voegen van de benadeelde partij. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Op genoemd "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" d.d. 24 november 2011 is vermeld dat [vertegenwoordiger] als gemachtigde van de benadeelde partij optreedt. Echter, uit de processtukken blijkt niet van een machtiging daartoe. Ook anderszins is niet gebleken dat [vertegenwoordiger] voornoemd bevoegd is namens de benadeelde partij op te treden.
Gelet op het bepaalde in artikel 51c, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 8.1, 9.2.2.1, 10.37 en 10.45 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het in de inleidende dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde voor zover betrekking hebbende op "gevaarlijke afvalstoffen" nietig.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8, 9 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 9 bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 29 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.