Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Op donderdag 8 december 2011 (…) belde het secretariaat van het AMK op dat ze meneer [appellant] aan de telefoon hadden. Ik hoorde het secretariaat zeggen dat hij mij dringend wilde spreken. Meneer [appellant] werd vervolgens doorgezet naar mijn telefoon (…) Ik heb als eerste gezegd: (…) Hierop hoorde ik hem zeggen: ’U bent afgelopen dinsdag bij mij aan de deur geweest’. Dit bevestigde ik weer. Hierop hoorde ik het volgende hem met een agressieve dwingende toon zeggen: ‘De eerst volgende keer dat u bij mij in de tuin staat zal dit worden gezien als huisvredebreuk en zal fysiek geweld worden toegepast’. Ik schrok hier heel erg van, ik vond dit heel raar. Ik was erg in verwarring en verbijsterd. Zij toon was agressief, ik schrok hiervan (…). Het was een gerichte actie. Hij belt mij ook gericht op. Meneer heeft nog een keer de bovenstaande bedreiging herhaald en gevraagd of ik het wel goed gehoord had. Hierna verbrak meneer [appellant] de verbinding (…)”.
zoukunnen zijn gerezen. Dat betekent dat vaststaat dat hij op 4 januari 2012 niet kon worden aangemerkt als verdachte en dat de officier van justitie ten onrechte een opsporingsonderzoek is gestart, omdat er geen verdenking van een strafbaar feit jegens hem bestond, waardoor het onrechtmatig was een opsporingsonderzoek jegens hem te starten. Ook de aanhouding op
U vraagt mij of ik weet hoe vaak en waar ze geslagen is. Ik weet dit niet. Ze heeft het er na het eerste gesprek niet meer met mij over gehad. Als ik er naar vroeg wilde ze geen antwoord geven’.
(…) dat zij op 1 april 2011 van de mentor van [de dochter] hoorde dat [de dochter] niet meer thuis wilde wonen (…). Haar vader zou haar geslagen en geschopt hebben en aan haar haren hebben getrokken (…). Op 7 juni 2011 heeft getuige [getuige 2] een gesprek gehad met [de dochter]. [de dochter] heeft haar verteld dat er snel ruzie was als vader gedronken had. Ook werd er aan de haren getrokken en een tik op haar hoofd gegeven door vader. Hij kon haar ook naar boven schoppen, fysiek. Vader had haar ook wel uitgescholden voor dikkop en vet varken. Als haar vader woest werd ging hij schreeuwen (…). Getuige weet niet hoe vaak en hoe hard [de dochter] geslagen en geschopt is. Haar vader zou wel een keer gezegd hebben toen zij zich ziek had gemeld op school: “het schuim staat op mijn bek, ik vermoord je als je niet naar school gaat (…)’.