Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
14 april 2015
[Z](hierna: belanghebbende)
Belastingdienst/Kantoor Enschede(hierna: de Ontvanger)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2014. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende, die waren ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen door de Ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Enschede op verzoeken om afgifte van voor bezwaar vatbare beschikkingen, niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de Ontvanger een verweerschrift heeft ingediend. De zitting vond plaats op 12 november 2014.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de Ontvanger heeft teruggaven verleend aan belanghebbende naar aanleiding van suppletieaangiften omzetbelasting en voorlopige teruggaven inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft de Ontvanger verzocht om onmiddellijke uitbetaling van deze teruggaven en heeft de Ontvanger in gebreke gesteld. De Ontvanger heeft gereageerd op de verzoeken van belanghebbende, maar heeft de verzoeken om toekenning van dwangsommen en wettelijke rente afgewezen.
In hoger beroep is de vraag aan de orde of de belastingrechter bevoegd is te oordelen over de weigering van de Ontvanger om een beschikking te nemen als bedoeld in artikel 4:99 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof oordeelt dat de Rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren over de geschillen, omdat de niet-tijdige uitbetaling van teruggaven geen bestuursrechtelijke geldschulden meebrengt. De beslissing over de verschuldigdheid van rente en dwangsommen behoort tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart dat de Rechtbank onbevoegd is van de onderhavige geschillen kennis te nemen.