Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [het kind]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de verlenging van de uithuisplaatsing betwist en verzocht om een netwerkplaatsing bij haar moeder, alsook om de benoeming van een bijzondere curator. De moeder stelt dat de GI (gecertificeerde instelling) onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheden van netwerkplaatsing en dat de gedragsproblemen van [het kind] niet goed zijn ingeschat.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij het hof heeft verwezen naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2015 haar standpunten toegelicht, maar de vader en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] noodzakelijk blijft, gezien de zorgen over zijn ontwikkeling en de noodzaak van professionele begeleiding.
Het hof heeft de verzoeken van de moeder om een deskundigenrapport en om een netwerkplaatsing afgewezen. Het hof oordeelt dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat de continuïteit van de zorg voor [het kind] gewaarborgd moet blijven. De moeder heeft niet voldoende onderbouwd dat haar netwerk in staat is om de zorg voor [het kind] op zich te nemen. De benoeming van een bijzondere curator is ook afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat er geen strijd is tussen de belangen van de moeder en die van [het kind].
De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd, en het hof heeft geoordeeld dat de belangen van [het kind] voorop staan in deze beslissing.