In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de echtscheiding tussen de vrouw en de man centraal, evenals de vraag naar de hoogte van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2014, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de alimentatie werd vastgesteld op € 6.000,- per maand. De vrouw betwist de echtscheiding en stelt dat er onvoldoende voorzieningen zijn getroffen voor haar pensioenrechten. De man, verweerder in het hoger beroep, heeft de grieven bestreden en verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, maar dat de vrouw geen beroep kan doen op het pensioenverweer, omdat zij in eerste aanleg zelf om de echtscheiding heeft verzocht. De vrouw heeft daarnaast verzocht om de alimentatie te verhogen naar € 17.253,- per maand, terwijl de man stelt dat de behoefte van de vrouw op € 6.000,- per maand moet worden vastgesteld. Het hof heeft de behoefte van de vrouw uiteindelijk vastgesteld op € 10.902,- bruto per maand, rekening houdend met de welstand tijdens het huwelijk en de financiële situatie van de man.
De man heeft een aanzienlijk inkomen uit arbeid en dividenduitkeringen, maar het hof heeft geoordeeld dat hij in redelijkheid een dividenduitkering van € 50.000,- per jaar kan toekennen. De beslissing van het hof houdt in dat de vrouw niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep voor de echtscheiding, maar dat de alimentatie wordt verhoogd naar € 10.902,- bruto per maand, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.