In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een drieling, die op 29 oktober 2013 onder toezicht is gesteld en sindsdien bij pleegouders verblijft. De ouders, die in 2012 een relatie zijn aangegaan en kort voor de geboorte van de drieling zijn gehuwd, hebben een belaste voorgeschiedenis. De vader heeft een verleden van verslaving en geweldsmisdrijven, terwijl de moeder ook bekend is met psychiatrische problemen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing op 24 oktober 2014 verlengd tot 29 oktober 2015. De ouders hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de kinderen bij hen te laten wonen, alsook om uitbreiding van de omgangsregeling. De GI heeft het verzoek bestreden en verzocht om bekrachtiging van de beschikking.
Tijdens de zitting op 5 maart 2015 zijn de ouders, hun advocaat, de gezinsvoogd van de GI, de Raad voor de Kinderbescherming en de pleegouders aanwezig geweest. De ouders hebben een diagnostiekbrief overgelegd, maar de GI heeft pleitaantekeningen ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn geweest om de geboden kansen te benutten om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De zorgen over de opvoedingscapaciteiten van de ouders zijn ernstig, vooral gezien de kwetsbaarheid van de kinderen, die een moeilijke start hebben gehad. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen perspectief is op terugkeer van de kinderen naar de ouders en heeft de bestreden beschikking bekrachtigd.