Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
€ 4.309,- per maand.
I. te bepalen dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 januari 2013 op nihil wordt gesteld;
II. te bepalen dat de man gerechtigd is om het teveel door hem betaalde te verrekenen met
al hetgeen hij de vrouw uit welke hoofde ook verschuldigd is;
III. te verklaren voor recht dat in het kader van de berekening van de draagkracht van de
man rekening zal worden gehouden met het feit dat hij 80% werkt en het bijbehorende
inkomensniveau, op het moment dat daarvan sprake is, en dat zijn inkomen uit dien
hoofde niet fictief op een hoger niveau zal worden bepaald en dat voor het berekenen
van zijn gemiddelde winstaandeel zijn winstaandelen in de jaren dat hij 100% werkte
worden herrekend naar 80%.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissingInleidende overwegingen
De ingangsdatum
€ 750,- per maand.
De draagkracht van de man* het inkomen
- het winstaandeel uit de maatschap
- het salaris uit de holding
- redelijke kosten en beschikbare overwinst
€ 100.000,- per jaar en het restant van het winstaandeel te reserveren in de B.V. ([D]). Voor zover de man heeft verwezen naar zijn pensioentekort merkt de vrouw op dat zulks geen betekenis heeft omdat de vrouw ook een pensioentekort heeft. In incidenteel appel heeft de vrouw hieraan toegevoegd dat niet uit moet worden gegaan van een bedrag van € 25.000,- aan kosten maar van een bedrag van € 6.000,- aan kosten die in mindering kunnen worden gebracht op het winstaandeel van de man. Sinds 2012 wordt in dit verband volgens de vrouw de pensioenpremie van € 19.028,- niet meer voldaan zodat de kosten van de holding niet langer € 25.000,- bedragen maar € 6.000,-. Uitgaande van een gemiddeld winstaandeel van € 168.000,- en rekening houdend met een salaris van € 90.000,- per jaar en kosten van € 6.000,- bedraagt de overwinst volgens de vrouw € 72.000,- op jaarbasis in plaats van het door de rechtbank in aanmerking genomen bedrag van € 53.000,-.
- rentebaten
- conclusies v.w.b. het inkomen van de man
* de schulden
* overige aspecten betreffende de draagkracht van de man
- woonlasten
27 oktober 2014 en 23 oktober 2014 en de daarop gegeven toelichting blijkt dat de woonlasten van de man zijn gewijzigd ten opzichte van de gegevens waar de rechtbank bij de bestreden beschikking vanuit is gegaan (namelijk een gedeelde huurlast van € 625,- per maand). Per 1 juni 2014 woont de man niet meer samen waardoor hij de woonlasten niet meer kan delen en per 1 juli 2014 heeft de man een andere woning betrokken, namelijk aan het adres [a-straat] 31 te [F] tegen een huurprijs van afgerond € 919,- per maand. Daarbij huurt de man per 1 juli 2014 een parkeerplaats/garagebox voor een bedrag van afgerond € 70,- per maand. De vrouw heeft deze gewijzigde omstandigheden betreffende de woonsituatie van de man niet betwist.
- uitgaven voor de kinderen
- premie ziektekosten
De berekeningen
€ 4.545,- inclusief fiscaal voordeel.
De verklaring voor recht
Conclusies
28 juni 2013 tot 1 juli 2014, voldoende is om te voorzien in de behoefte van de vrouw, zoals hiervóór vastgesteld onder 3.4. Dat betekent dat het wijzigingsverzoek van de man voor deze periode terecht door de rechtbank is afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen. Anders ligt dat voor de periode vanaf 1 juli 2014 nu de draagkracht van de man in die periode lager is dan de bijdrage waarvan wijziging is verzocht. Het hof zal daarom de door de man aan de vrouw verschuldigde partneralimentatie met ingang van 1 juli 2014 bepalen op € 4.025,- bruto per maand.
Het verzoek tot terugbetaling/verrekening
6.De slotsom
7.De beslissing
5 april 2012 aldus dat de door de man aan de vrouw verschuldigde uitkering tot levensonderhoud met ingang van 1 juli 2014 wordt bepaald op € 4.025,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken;