ECLI:NL:GHARL:2015:2617

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
13 april 2015
Zaaknummer
21-004794-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van meermalen verkrachting en mishandeling van zijn levensgezel, aangeduid als [slachtoffer]. De feiten vonden plaats tussen mei 2013 en augustus 2013 in Ubbergen, waar de verdachte door geweld en bedreiging het slachtoffer dwong tot seksuele handelingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij het slachtoffer heeft behandeld als een ondergeschikt wezen en haar verzet heeft gebroken door zowel verbaal als fysiek geweld te gebruiken. De verdachte heeft de tenlastelegging ontkend en beweerd dat het geweld op verzoek van het slachtoffer plaatsvond, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig.

Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten in overweging genomen en heeft geconcludeerd dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Dit heeft geleid tot de beslissing om de verdachte ter beschikking te stellen met bevel tot verpleging, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, is toegewezen tot een bedrag van € 4.196,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om deze schade te vergoeden, met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004794-14
Uitspraak d.d.: 14 april 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 4 augustus 2014 met parketnummer 05-740101-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [P.I. verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P.R.M. Noppen, naar voren is gebracht.
De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld dat een nader onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte is aangewezen, nu verdachte in eerste instantie niet die medewerking aan het onderzoek heeft gegeven die nodig is om tot een compleet beeld van zijn persoon te komen en verdachte te weinig inzicht heeft gegeven in zijn bereidheid mee te werken aan een behandeling indien het tot een bewezenverklaring zou komen.
Het verzoek om nader onderzoek te doen naar de persoonlijkheid van verdachte wordt afgewezen omdat het hof de noodzaak daartoe niet aanwezig acht.
Verdachte is ter terechtzitting van het hof bij zijn eerdere ontkennende verklaringen gebleven. Deze proceshouding van verdachte levert bij een nader te verrichten persoonlijkheidsonderzoek beperkingen op. Op 7 april 2014 is door [psychiater], psychiater, en [psycholoog], psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, een pro justitia rapportage opgemaakt. Het hof acht zich door dat rapport en de ter zitting van de rechtbank door de deskundigen gegeven toelichting voldoende ingelicht over de persoonlijkheid van verdachte om onderhavige strafzaak in de volle breedte te kunnen beoordelen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
de maand mei 2013 tot en met 3 augustus 2013 te Ubbergen (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis gebracht in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] en/of
zijn penis laten aftrekken door die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of gestoten
en/of aan haar haren heeft getrokken en/of
voorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] geuite signalen dat zij genoemde handelingen niet wilde ondergaan en/of
de benen van die [slachtoffer] (ruw) uit elkaar heeft geduwd en/of
die [slachtoffer] (stevig) heeft beetgepakt en/of meegesleurd en/of op bed heeft gegooid en/of (dreigend) met een mes in de matras (waarop die [slachtoffer] lag) heeft gestoken en/of
misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of (groeiende) psychische overwicht en/of
heeft voortgebouwd op (eerder) door hem toegepast geweld en/of opgelegde protocollen en/of zijn agressieve gedrag en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand mei 2013 tot en met 3 augustus 2013 te Ubbergen (telkens)
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon,
te weten [slachtoffer],
tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) heeft gestompt en/of geslagen en/of tegen haar lichaam heeft geslagen (met (een) vuist(en) en/of hand(en) en/of hondenriem en/of handdoek en/of leren riem en/of stuk touw) en/of gestoten
(met een elleboog) en/of
tegen haar be(e)n(en), in elk geval haar lichaam, heeft getrapt/geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en mishandeling van
aangeefster.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof het hem tenlastegelegde ontkend en heeft aangevoerd dat het geweld op verzoek van aangeefster in het kader van hun seksuele contacten heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten.
Beoordeling door het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: aangeefster) voldoende worden ondersteund door de diverse in het dossier aanwezige getuigenverklaringen en door het door de verhorende verbalisanten bij haar waargenomen letsel. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat aangeefster zowel bij de politie als onder ede ter terechtzitting in eerste aanleg consistent en voldoende gedetailleerd heeft verklaard. Het hof acht haar verklaringen voldoende betrouwbaar.
Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij de geweldshandelingen op verzoek en/of met instemming van aangeefster heeft gepleegd, ongeloofwaardig. Dit past immers niet bij de waarnemingen van de getuigen, waaronder de ruzies en de smeekbedes van aangeefster om te stoppen en evenmin bij de omstandigheid dat aangeefster op 3 augustus 2013 voor verdachte haar eigen huis uit is gevlucht.
Verdachte heeft door de volgende handelingen, te weten:
  • het mishandelen van aangeefster;
  • de door hem opgelegde protocollen, waaraan aangeefster zich moest houden;
  • het bijhouden van in de ogen van verdachte onjuist gedrag, gevolgd door straf;
  • het opleggen van een omgekeerd dag-nachtritme;
  • het schreeuwen van scheldwoorden en bevelen tegen aangeefster, en
  • het overige bedreigende gedrag, zoals het steken met een mes in de matras waarop aangeefster lag, alsmede het bedreigen met een bijl,
een zodanig psychisch en fysiek overwicht op aangeefster gecreëerd, dat de wil en het verzet van aangeefster zijn gebroken. Verdachte heeft onder deze omstandigheden en tegen de wil van aangeefster seksuele handelingen, waaronder het binnen dringen van het lichaam, met haar verricht. Het hof acht derhalve de onder 1 tenlastegelegde verkrachtingen bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof dat verdachte de hem verweten handelingen heeft erkend. Verdachte heeft echter aangegeven dat hij deze handelingen heeft uitgevoerd in het kader van het seksuele spel tussen hem en aangeefster. Zoals hierboven reeds aangegeven acht het hof die lezing van verdachte ongeloofwaardig. Het hof acht dan ook op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte die - strafbare - handelingen heeft begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van
de maand mei 2013 tot en met 3 augustus 2013 te Ubbergen (telkens) door geweld of
(een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)en/of bedreiging met geweld
of (een)andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan
van
(een)handeling
(en
)die bestond
(en
) uitof mede bestond
(en
)uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis gebracht in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] en/of zijn penis laten
aftrekken door die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe
(i)d
(en
)en/of die bedreiging met geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)hierin dat verdachte die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of gestoten en/of aan haar haren heeft getrokken en
/ofvoorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] geuite signalen dat zij genoemde handelingen niet wilde ondergaan en
/ofde benen van die [slachtoffer] (ruw) uit elkaar heeft geduwd en/of
die [slachtoffer] (stevig) heeft beetgepakt en/of meegesleurd en/of op bed heeft gegooid en/of (dreigend) met een mes in de matras
(waarop die [slachtoffer] lag
)heeft gestoken en/of
misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of (groeiende) psychische overwicht en/of
heeft voortgebouwd op (eerder) door hem toegepast geweld en/of opgelegde protocollen en/of zijn agressieve gedrag en
/of(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2:
hij op
één of meertijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van de maand mei 2013 tot en met 3 augustus 2013 te Ubbergen
(telkens
)opzettelijk mishandelend
zijn levensgezel, althans een persoon,te weten[slachtoffer],
tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm
(en
)heeft gestompt en/of geslagen en/of
tegen haar lichaam heeft geslagen (met
(een)vuist
(en
)en/of hand
(en
)en/of hondenriem en/of handdoek en/of leren riem en/of stuk touw) en/of gestoten (met een elleboog) en/of
tegen haar be
(e)n
(en
), in elk geval haar lichaam, heeft getrapt/geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting, meermalen gepleegd.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Van feiten of omstandigheden die maken dat de strafbaarheid van verdachte geheel moet worden uitgesloten is niet gebleken. Verdachte is derhalve strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten en mishandelen van aangeefster. Door zijn agressieve gedrag, zowel verbaal als fysiek, heeft hij aangeefsters verzet gebroken. Hij heeft aangeefster behandeld als een ondergeschikt wezen en haar (ook publiekelijk) vernederd. Door zijn handelen heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit.
Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake verkrachting en mishandeling tot gevangenisstraffen is veroordeeld . Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Omtrent verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht door [psychiater], psychiater, en [psycholoog], psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 7 april 2014. In het rapport wordt geconcludeerd dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Door deze stoornis is betrokkene in het algemeen sociaal onafgestemd en kan hij grenzen van anderen overschrijden door zich verbaal dwingend, devaluerend en rigide op te stellen. In de context van een relatie echter komt hij zo onder druk te staan, dat hij vrij snel dwingend en controlerend op alle levensgebieden van de partner wordt. Bij de oplopende druk raakt hij toenemend gekrenkt, wordt zijn realiteitstoetsing gestoord en komt hij tot fysieke grensoverschrijdingen. Er is sprake van een terugkerend patroon, waarbij de realiteitstoetsing en daarmee ook de beperkende invloed van de bij verdachte vastgestelde stoornis in tijd kan fluctueren. Als gevolg hiervan wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het hof neemt deze conclusie over.
Het hof overweegt voorts dat het hiervoor genoemde pro justitia rapport omtrent het recidivegevaar -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende inhoudt:
“Bij betrokkene is sprake van een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis ten gevolge waarvan hij op alle levensgebieden disfunctioneert. De persoonlijkheidsstoornis
heeft de volgende kenmerken. Er is sprake van onafgestemd contact in het algemeen. Betrokkene heeft de voortdurende behoefte een superieure positie in te nemen en devalueert de ander. Hij is dermate krenkbaar en hierdoor emotioneel, dat hij niet in staat is tot reflectie op zichzelf en zijn situatie. Er is sprake van extreme afweer, waardoor de realiteitstoetsing onder druk staat. Betrokkene heeft onder stress momenten van paranoïde en grandioos gekleurd waanachtig denken. Er is sprake geweest van cannabismisbruik. De gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De narcistische persoonlijkheidsstoornis heeft de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene beïnvloed.
De kans op recidive is naar het oordeel van het onderzoekend team reëel aanwezig. Hoewel betrokkene op alle levensgebieden disfunctioneert zien onderzoekers met name gevaar voor recidive binnen de context van een partnerrelatie. Onderzoekers adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.”
Ter zitting van de rechtbank hebben de deskundigen toegelicht dat zij geen andere behandelmogelijkheden zien.
Het hof neemt dit advies over en zal bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, nu het onder 1 bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van die maatregel eist en er ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Het hof zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, daar de veiligheid van anderen die verpleging eist.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht stelt het hof vast dat het onder 1 bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft dat is gericht tegen en dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Naast een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege acht het hof, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Bij de bepaling van de duur van de straf heeft het hof ook rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen door het hof worden opgelegd. Het hof verwijst in dit kader ook nog naar de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting waaruit blijkt dat voor (een) verkrachting in beginsel wordt uitgegaan van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.196,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.696,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Anders dan door de verdediging betoogd is het hof van oordeel dat een uitkering door het schadefonds geweldsmisdrijven aan het slachtoffer niet afdoet aan de aansprakelijkheid van verdachte voor de door hem veroorzaakte schade. De vordering is inhoudelijk verder niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een hakmes en een bijl.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- telefoontoestel, merk Nokia
- computer Asus notebook
- wandelstok
- drukwerk.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.196,00 (vierduizend honderdzesennegentig euro) bestaande uit € 696,00 (zeshonderdzesennegentig euro) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.196,00 (vierduizend honderdzesennegentig euro) bestaande uit € 696,00 (zeshonderdzesennegentig euro) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
51 (eenenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 14 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 april 2015.
Tegenwoordig:
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
mr. K. van Laarhoven, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.