Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 6 november 2014;
- het verweerschrift, ingekomen op 13 januari 2015;
- het journaalbericht van mr. Sassen van 23 februari 2015 met bijlagen, ingekomen op 24 februari 2015;
- het journaalbericht van mr. Sassen van 26 februari 2015 met bijlagen, ingekomen op 27 februari 2015.
3.De vaststaande feiten
- in de tweede week van woensdagmiddag, waarbij de vader [het kind] om 18.00 uur bij het kinderdagverblijf/de moeder ophaalt, tot zondagavond, waarbij de vader [het kind] om 18.00 uur bij de moeder brengt;
- in de vierde week van donderdagmiddag, waarbij de vader [het kind] om 18.00 uur bij het kinderdagverblijf/de naschoolse opvang haalt, tot zondagavond, waarbij de moeder [het kind] om 18.30 uur bij de vader ophaalt en de vader ervoor zorgt dat [het kind] dan al heeft gegeten.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Al het voorgaande leidt het hof dan ook tot de conclusie dat een uitbreiding van de huidige zorgregeling niet in het belang van [het kind] is. [het kind] is gewend aan de huidige -op zich redelijk goed verlopende- zorgregeling, waarbij hij iedere week een substantieel contact heeft met de vader, al is het niet zoveel als de vader zou wensen.
Op dit moment is rust voor [het kind] van groot belang. Deze zorgregeling is voor [het kind] op dit moment het maximaal haalbare, gegeven zijn kwetsbaarheid. Naar het oordeel van het hof zou de door de vader verzochte co-ouderschapsregeling -bij gebrek aan het daarvoor vereiste niveau van communicatie tussen de ouders- eerder leiden tot meer strijd tussen de ouders en meer onrust voor [het kind], hetgeen niet in zijn belang wordt geacht.