ECLI:NL:GHARL:2015:2359

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
200.153.729-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en de vraag wie huurder is in een geschil over achterstallige huurbetalingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2015, staat de vraag centraal wie als huurder kan worden aangemerkt in een geschil over achterstallige huurbetalingen. De appellant, [appellant], heeft een huurovereenkomst ondertekend die door de geïntimeerde, [geïntimeerde], is overgelegd. De huurovereenkomst betreft een bedrijfsruimte en is ingegaan op 1 januari 2009 voor een periode van vijf jaar. De huurprijs bedroeg € 1.830,- per maand. De appellant betwist echter dat hij als huurder kan worden aangemerkt, en stelt dat hij de overeenkomst heeft ondertekend als gevolmachtigde van de commanditaire vennootschap United Claim. Hij voert aan dat de overeenkomst valselijk is opgemaakt en dat hij niet aansprakelijk is voor de huurbetalingen.

De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de appellant zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd en heeft de vordering van de geïntimeerde toegewezen. In hoger beroep heeft de appellant vier grieven ingediend, waarin hij onder andere aanvoert dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat hij heeft ingestemd met de huurovereenkomst. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en geoordeeld dat hij als huurder moet worden aangemerkt. Het hof heeft de vordering van de geïntimeerde tot betaling van achterstallige huur, verminderd met de erkende waarborgsom, toegewezen en de appellant veroordeeld in de proceskosten.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, behoudens de proceskostenveroordeling, en heeft de appellant veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.655,- vermeerderd met wettelijke rente. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.153.729/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 475974 \ CV EXPL 10-17638)
arrest van de eerste kamer van 31 maart 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. F.H. Barwegen, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. G.B. de Jong, kantoorhoudend te Hoogezand.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 29 november 2011 met zaaknummer 200.095.197/01 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 28 februari 2012 een comparitie na aanbrengen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.2
De procedure is daarna verlopen als volgt:
- de memorie van grieven d.d. 10 april 2012,
- ambtshalve doorhaling ter rolle en, na heropening,
- de memorie van antwoord van 26 augustus 2014.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. Dat arrest kan niet mede worden gewezen door de raadsheer-commissaris die de comparitie na aanbrengen leidde, omdat deze niet meer werkzaam is bij het hof.
1.4
De vordering van [appellant] luidt:
"bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis (…) op 29 juni 2011 (…) gewezen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van geïntimeerde alsnog niet ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties."

2.De feiten

2.1
De kantonrechter heeft noch in zijn tussenvonnis van 30 maart 2011, noch in het eindvonnis van 29 juni 2011 de feiten vastgesteld, zodat het hof dit alsnog zal doen. Deze komen neer op het volgende.
2.2
[appellant] heeft een door [geïntimeerde] overgelegde, uit drie bladzijden bestaande, huurovereenkomst op pagina 3 ondertekend. Op die laatste pagina staat twee keer de getypte naam "[appellant]" onder de eveneens getypte tekst "Handtekening huurder"; daarbij staat op beide plaatsen de handtekening. Met de eerste ondertekening wordt getekend voor de erboven opgemaakte overeenkomst en met de tweede voor de ontvangst van een exemplaar van de algemene bepalingen.
2.3
De overgelegde overeenkomst houdt in dat [appellant] als huurder en [geïntimeerde] als verhuurder met ingang van 1 januari 2009 een huurovereenkomst zijn aangegaan met betrekking tot de bedrijfsruimte aan [adres] te [plaats], zulks voor de duur van
vijf jaar tegen een huurprijs van € 1.830,- inclusief btw per maand. Op de eerste en tweede bladzijde van de huurovereenkomst staan parafen bij de tekst: "paraaf huurder".
2.4
De huur is tot en met januari 2010 maandelijks overgemaakt van een rekening die op naam staat van CV United Claim.
2.5
Op 2 februari 2010 is een illegale hennepkwekerij in het gehuurde pand aangetroffen.
Sindsdien is geen huur meer betaald.
2.6
[geïntimeerde] heeft [appellant] vergeefs aangemaand tot betaling van de tot 1 december 2010 verschuldigde huur en van € 5.000,- schade die volgens [geïntimeerde] is toegebracht aan het gehuurde.
2.7
Vanaf 1 december 2010 heeft [geïntimeerde] het inmiddels gerenoveerde pand aan derden verhuurd.

3.De vordering en beoordeling in eerste aanleg

3.1
[geïntimeerde] heeft gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van 10 maanden huur, ofwel € 18.300,-, te vermeerderen met € 5.000,- schade aan het gehuurde en € 15,- aan administratiekosten, alsmede met € 952,- incassokosten, onder veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
3.2
[appellant] heeft zich verweerd met de stelling dat hij de huurovereenkomst heeft gesloten als gevolmachtigde van de commanditaire vennootschap United Claim (hierna: United Claim), dat de zaakbehartiger van [geïntimeerde] twee contracten heeft opgesteld (een ten name van [appellant] en de ander ten name van United Claim) waarvan [appellant] alleen het exemplaar heeft ondertekend waarin United Claim als huurder is aangemerkt. Volgens [appellant] zijn vervolgens de eerste twee pagina's verwisseld. De parafen op de pagina's 1 en 2 van het overgelegde exemplaar zijn niet door hem geplaatst.
Sinds 2 oktober 2009 is [appellant] geen gevolmachtigde meer voor United Claim. Hij betwist aansprakelijkheid voor de huur, stelt dat er geen schade is, voert aan dat geen rekening is gehouden met een door United Claim betaalde borg en betwist dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Voorts had [geïntimeerde] het pand volgens hem eerder aan derden kunnen verhuren.
3.3
De kantonrechter heeft, na een bij tussenvonnis bepaalde comparitie van partijen, bij eindvonnis geoordeeld dat [appellant] zijn stelling dat United Claim als huurder moet worden aangemerkt onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. De gevorderde bedragen voor huur, te vermeerderen met wettelijke rente, en voor administratiekosten zijn toegewezen en de vordering is voor het overige, behoudens ten aanzien van de proceskosten, afgewezen.

4.De beoordeling van de grieven

4.1
[appellant] heeft vier als zodanig genummerde grieven opgeworpen. Met
grief 1betoogt hij dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [appellant] heeft ingestemd met de pagina's 1 en 2 van het door [geïntimeerde] overgelegde stuk, nu [appellant] alleen de derde pagina heeft ondertekend. Volgens [appellant] moet worden aangenomen dat de tekst geheel of ten dele later boven die handtekening is geplaatst. Volgens
grief 2heeft de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd waarom niet United Claim maar [appellant] als huurder moet worden aangemerkt. In
grief 3wordt betoogd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de door United Claim betaalde borgsom ter hoogte van twee maanden huur en met
grief 4wordt de stelling betrokken dat de kantonrechter ten onrechte geen aanleiding zag voor vermindering van de vergoedingsplicht van [appellant] op grond van eigen schuld.
4.2
[geïntimeerde] erkent in hoger beroep dat de gestelde waarborgsom is betaald, en vermindert zijn vordering met € 3.660,-. Grief 3 kan daarom verder onbesproken blijven.
4.3
Het hof verwerpt de grieven 1 en 2. [appellant] heeft niet betwist dat hij zijn handtekening heeft gezet op de overgelegde derde bladzijde van het contract. Op die pagina staat alleen de naam [appellant] bij de huurder die ondertekent, niet -wat anders voor de hand had gelegen-
[appellant] namens United Claim.
Ook heeft [appellant] niet betwist dat hij die handtekening zette onder een huurovereenkomst voor het pand aan [adres] te [plaats] van verhuurder [geïntimeerde] voor de duur van vijf jaar, ingaande 1 januari 2009 en tegen een huurprijs van € 1.830,- per maand. Partijen verschillen slechts van mening over de vraag wie huurder is, waarbij [appellant] poneert dat aan de zijde van [geïntimeerde] valselijk opgemaakte pagina's 1 en 2 zijn toegevoegd waarin hij in plaats van United Claim als huurder is aangemerkt. Voor deze beschuldiging, ten aanzien waarvan op [appellant] stelplicht en bewijslast rust, voert [appellant] nog geen begin van bewijs aan en evenmin heeft hij een concreet bewijsaanbod gedaan van de stelling dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst heeft vervalst. Het enkele feit dat de huur is betaald vanaf een ten name van United Claim staande bankrekening brengt nog niet mee dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst met United Claim heeft gesloten. De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof dan ook terecht [appellant] als huurder aangemerkt.
4.4
[appellant] had een huurovereenkomst tot 1 januari 2014 maar beklaagt zich erover dat [geïntimeerde] hem nog tot 1 december 2010 aan zijn betalingsverplichting houdt. Op geen enkele wijze heeft [appellant] toegelicht op grond waarvan [geïntimeerde] het gehuurde gedurende de looptijd van de, niet door [appellant] voortijdig opgezegde, huurovereenkomst eerder aan een derde had moeten en kunnen verhuren dan hij heeft gedaan. Een beroep op eigen schuld kan gedaan worden wanneer schadevergoeding wordt gevorderd, maar niet bij een vordering tot nakoming, zoals hier aan de orde is.
4.5
Gelet op de terecht opgeworpen grief met betrekking tot de waarborgsom dient het vonnis, waarvan beroep, in zoverre te worden vernietigd en is de verminderde vordering toewijsbaar.
[appellant] wordt niettemin, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, aangemerkt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in eerste aanleg terecht in de proceskosten is veroordeeld en ook wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep (salaris advocaat volgens liquidatietarief: 1 punt, tarief II).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 29 juni 2011, behoudens ten aanzien van de proceskostenveroordeling, en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 14.655,- vermeerderd met de wettelijke rente over € 14.640,- te rekenen vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 649,- voor verschotten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. H. de Hek en mr. R.E. Weening en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 maart 2015.