ECLI:NL:GHARL:2015:2358

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
200.152.094-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van hoger beroep wegens niet indienen van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. T.E. Heslinga, had in eerste aanleg de rol van gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. F. [geïntimeerde], was in eerste aanleg eiseres in conventie en verweerster in reconventie. Het hof heeft het tussenarrest van 16 september 2014 overgenomen en de verdere gang van zaken in het hoger beroep uiteengezet.

De appellant heeft op 9 oktober 2014 een comparitie van partijen gehad, maar er is geen schikking bereikt. Vervolgens heeft de appellant uitstel gevraagd voor het indienen van de memorie van grieven, wat is verleend tot 13 januari 2015 en later tot 10 februari 2015. Op de laatste roldatum heeft de appellant echter geen grieven ingediend, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 3 maart 2015. De geïntimeerde heeft de appellant peremptoir gesteld en tijdig akte niet dienen aangezegd.

Op 3 maart 2015 heeft de appellant wederom geen grieven ingediend, en is aan de geïntimeerde akte niet dienen verleend. Op 17 maart 2015 hebben partijen arrest gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de hem gestelde termijnen voor het indienen van de memorie van grieven ongebruikt heeft laten verstrijken. Hierdoor is het recht van de appellant om alsnog grieven in te dienen komen te vervallen.

Aangezien de appellant geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep en het vonnis van de rechtbank niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, heeft het hof het hoger beroep van de appellant verworpen. De appellant is in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 308,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.152.094/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/117039/ HA ZA 11-775)
arrest van de eerste kamer van 31 maart 2015
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. T.E. Heslinga, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. F. [geïntimeerde], kantoorhoudend te Leeuwarden.
Het tussenarrest van 16 september 2014 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 9 oktober 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal blijkt dat partijen geen schikking hebben bereikt.
1.2
Op de rol van 25 november 2014 heeft [appellant] uitstel gevraagd voor het nemen van de memorie van grieven. Het uitstel is verleend tot 13 januari 2015. Op die datum is een nader uitstel verleend tot 10 februari 2015.
1.3
Op laatstgenoemde roldatum heeft [appellant] niet van grieven gediend, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 3 maart 2015. [geïntimeerde] heeft [appellant] partij peremptoir gesteld tegen laatstgenoemde roldatum en tijdig akte niet dienen aangezegd.
1.4
Ter rolle van 3 maart 2015 heeft [appellant] niet van grieven gediend en is aan [geïntimeerde] akte niet dienen verleend.
1.5
Op de rol van 17 maart 2015 hebben partijen arrest gevraagd en daartoe de stukken overgelegd.

2.De beoordeling

2.1
[appellant] heeft de hem door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt laten verstrijken. Door de verlening aan [geïntimeerde] van akte niet dienen is het recht van [appellant] om alsnog van grieven te dienen, komen te vervallen.
2.2
Nu [appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het vonnis van de rechtbank van 2 april 2014 niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van [appellant] worden verworpen.
2.3
[appellant] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellant] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellant];
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast op € 308,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. L. Groefsema en mr. R.E. Weening, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 maart 2015.