Uitspraak
1.[appellant],
[zoon],
[appellanten],
1.Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.,
Delta Lloyd,
,
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 3],
4. [geïntimeerde 4],
[geïntimeerde 4],
Delta Lloyd c.s.,
1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
hebben daarop een akte uitlating producties genomen.
2.De verdere beoordelingvaststaande feiten
“
Opmerkingen:14/5: Vrij chloorgehalte te laag en kiemgetal te hoog. Chloordosering verhogen en meer spoelen.”
“In plaats van bacteriën van de coligroep is pseudomonas aerugi-nosa als microbiologische parameter toegevoegd. Deze parameter geeft een goed inzicht in de kwaliteit van het zwem- en badwater. Omdat onder normale omstandigheden pseudomonas aruginosa slechts zelden zal worden aangetroffen, is onderzoek naar deze parameter slechts verplicht gesteld indien er aanwijzingen zijn dat de waterkwaliteit ten aanzien van deze parameter niet aan de norm voldoet. Bij twijfel omtrent hygiënische omstandigheden, onder meer bij een grote belasting van een bassin en bij hoge watertemperaturen, dient dan ook onderzoek naar het voorkomen van pseudomonas aeruginosa te worden verricht. In een monster van 100 ml dient pseudomonas aeruginosa niet aantoonbaar te zijn.”
“De camping is een houder van een zwembadinrichting en wij als Provincie [provincie] zijn de handhaver van de zwembadwetgeving, de WHVBZ.(…) Er was een binnen- en een buitenzwembad met nog wat ondiepe baden. In het besluit, dat betreft een amvb, die bij de wet hoort word je op basis van de oppervlakte en de diepte van het badwater in een bepaalde categorie ingedeeld. Bij iedere categorie horen bepaalde voorschriften. (…) In 1998 is een brief naar de camping uitgegaan waarin er iets is gezegd over het bijhouden van een logboek. Dat moet je doen als je chemicaliën gebruikt. (…) Het nemen van monsters en laboratoriumonderzoek is een verplichting die hoort bij categorie A baden. Het opsturen van resultaten daarvan naar de Provincie is niet verplicht. Je moet meten en bemonsteren en die gegevens ter beschikking stellen aan de Provincie voor een jaarcontrole. Dat is een controle achteraf. Je mag namelijk op enig moment een onvoldoende waterkwaliteit hebben. Niet elke meting hoeft een voldoende waterkwaliteit op te leveren. Of de waterkwaliteit in zijn totaliteit voldoende is, is afhankelijk van het aantal metingen dat je moet doen. Bijvoorbeeld bij twaalf maandelijkse metingen mag je drie metingen een dikke groene soep hebben, maar gaan we niet handhaven als de rest wel goed is. Feitelijk heb je over het jaar gezien dan een voldoende waterkwaliteit. Het andere uiterste doet zich voor bij zwembaden die je beperkter open hebt, bijvoorbeeld alleen ’s zomers. Als je dan twee metingen hebt mag je er geen enkele onvoldoende hebben. (…)
Uit mijn onderzoeksrapport uit 1998 blijkt mij dat er toen een whirlpool was met een diepte van meer dan 50 centimeter. Daarmee is de inrichting van categorie B naar categorie A gegaan en dat geldt dan niet alleen voor de whirlpool maar voor alle bassins. (…) De controles worden niet elk jaar uitgevoerd. Wij zijn er in 1998 geweest en in 2003. (…) Op 7 februari 2003 is er een inspectie geweest, waarbij overtredingen zijn geconstateerd die niet gerelateerd waren aan de waterkwaliteit. Er is bij een bezoek op 25 augustus 2003 aangegeven dat men houder was van een categorie A bad en dat men eigener beweging over zal moeten gaan tot het doen van wateranalyses. Op 7 augustus 2003 is er een anonieme klacht gedaan over een vieze vloer bij het binnenzwembad. Het zou onhygiënisch zijn en het stonk er. Dezelfde dag heb ik toen een inspectie uitgevoerd, waarbij mij bleek dat er een kapot getrapt zakje chips op de vloer lag en dat het stonk naar voetengeur die voortkwam uit schoenen die bij de ingang stonden. Verder was het er netjes en schoon. Kort erna is er weer een klacht binnengekomen over een diarree epidemie. Ik heb drie dagen later een inspectie uitgevoerd. Toen is geconstateerd dat er onvoldoende laboratoriumonderzoek werd verricht. Men kwam uit op één keer per twee maanden. Men was verplicht om maandelijks laboratoriumonderzoek te doen en dagelijks het logboek van de eigen metingen bij te houden. Op 25 augustus is er bij de camping op aangedrongen om dat uit eigen beweging te doen en dat we dat anders als voorschrift zouden opleggen. Dit was naar aanleiding van de discussie over de vraag of men behoorde tot de A of B categorie. Ik heb die discussie afgesloten en doorgedrukt dat men tot de A categorie hoorde. Vanaf dat moment is men metingen gaan doen. Die discussie was er ook in 1998 geweest. De camping vond toen dat men B categorie was. De provincie heeft daarna een brief gestuurd dat men een logboek moest bijhouden. De provincie heeft niets over laboratoriumonderzoek vermeld.
(…)
Op 7 augustus 2003 heb ik tijdens de inspectie een blik op het water geworpen. Ik zag een beetje melkachtig witte waterkleur. Dat kan duiden op zonnebrandcrèmes in het water. Dat er een blasse kleur is hoeft er niet op te duiden dat er overmatige bacteriën zijn. Crèmes kunnen wel een bijdrage leveren aan de vorming van bacteriën.”
procedure in eerste aanleg
allereerstdoordat zij is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van het zwemwater voortvloeiend uit de overeenkomst strekkende tot het verblijf van [zoon] en zijn ouders op de camping, althans zij heeft onrechtmatig gehandeld door die zorgplicht te schenden. [appellanten] voeren in dat verband onder meer aan dat [geïntimeerde 2] zich niet heeft gehouden aan de onder meer in de Whvbz en de daarop gebaseerde regelgeving vastgelegde voorschriften betreffende (het controleren van) de hygiëne en de veiligheid van het zwemwater. [geïntimeerde 2] zijn
vervolgensrisicoaansprakelijk voor de aanwezigheid in het zwembadwater van voor de gezondheid gevaarlijke stoffen (art. 6:175 BW).
Ten slottezijn zij risicoaansprakelijk voor een gebrek aan het filter, een gebrekkige zaak dan wel een gebrekkige opstal (art. 6: 173/174 BW). Volgens [appellanten] is sprake van causaal verband tussen de normschending en de infectie. In dat verband beroepen zij zich, voor zover noodzakelijk, op de omkeringsregel. [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] zijn als vennoten van [geïntimeerde 2] hoofdelijk aansprakelijk, Delta Lloyd kan in de procedure worden betrokken op grond van artikel 7:954 BW, aldus [appellanten]
6:174 (lid 4) BW en dat de gevaarlijke stoffenregeling van artikel 6:175 BW niet van toepassing is. Volgens de rechtbank kan in het midden blijven of [geïntimeerde 2] heeft voldaan aan de op haar rustende controleverplichting, nu deze controleverplichting niet inhield dat de aanwezigheid van de PA-bacterie diende te worden vastgesteld. Ten aanzien van de aanwezigheid van een ondeugdelijk filter heeft de rechtbank overwogen dat eerst dient te worden vastgesteld of al voor of op 12 juni 2003 sprake was van een ondeugdelijk filter en, indien dat het geval was, of daardoor de vereiste norm niet kon worden gehaald. Indien dat het geval zou zijn, dient nog te worden vastgesteld of en in welke mate daardoor de aanwezigheid van de PA-bacterie in het zwemwater kan zijn ontstaan en dat causaal verband bestaat tussen de PA-infectie en de gehoorschade. Volgens de rechtbank was niet aan de vereisten voor toepasselijkheid van de omkeringsregel voldaan. De rechtbank heeft haar oordelen in rechtsoverweging 4.11 als volgt beknopt herhaald:
“Delta Lloyd c.s. heeft voldoende gemotiveerd betwist dat normschending heeft plaatsgevonden, zodat op (het hof leest:) [appellanten] ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast rust van zijn stelling dat het (kool)filter van de zwembadinstallatie voor juni 2013 zodanig gebrekkig was, dat de kwaliteit van het zwemwater op 12 juni 2003 niet volgens de normen van de Whvbz op peil kon worden gehouden en dat daardoor de aanwezigheid van de PA-bacterie in het zwemwater kan zijn ontstaan. Ook dient (het hof leest:) [appellanten] te bewijzen dat er een causaal verband bestaat tussen de PA-infectie en de (beweerdelijk) geleden gehoorschade.”
De rechtbank overwoog dat zij [appellanten] zal toelaten tot bewijslevering door middel van een deskundigenbericht en stelde partijen in de gelegenheid zich uit te laten over een deskundigenbericht.
In het tussenvonnis van 26 juni 2013 stelde de rechtbank [appellanten] in de gelegenheid zich uit te laten over de door Delta Lloyd voorgestelde deskundige, waarna de rechtbank in het tussenvonnis van 4 september 2013 een deskundige heeft benoemd. In laatstgenoemd tussenvonnis stelde de rechtbank hoger beroep open tegen dat tussenvonnis en de eerdere tussenvonnissen.
Bespreking van de grieven
grief IIIte bespreken. Met deze grief komen [appellanten] op tegen het oordeel van de rechtbank dat artikel 6:175 BW in dit geval niet van toepassing is. Naar het hof het (op dit punt overigens niet in helderheid uitblinkende) betoog van [appellanten] begrijpt, vormt de zorg voor de afwezigheid van bacteriën in het zwemwater een onlosmakelijk aspect van de bedrijfsvoering van [geïntimeerde 2]. Zoals [geïntimeerde 2] aansprakelijk is op grond van artikel 6:175 BW wanneer een zwemmer onwel wordt door aan het zwemwater toegevoegd chloor, is zij ook aansprakelijk indien een zwemmer ziek wordt door bacteriën die niet in het zwemwater thuishoren, aldus [appellanten]
Voor het geval [appellanten] menen dat [geïntimeerde 2] de bedrijfsmatige gebruiker of bewaarder van de PA-bacterie is, zien zij er aan voorbij dat [geïntimeerde 2] nu juist niet de PA-bacterie gebruikt of bewaart. Zij exploiteert (onder andere) een zwembad, waarin die bacterie mogelijk kan voorkomen, maar dat betekent niet dat zij die bacterie in het kader van haar bedrijfsvoering kweekt of bewaart.
Voor het geval [appellanten] het wel bedrijfsmatig door [geïntimeerde 2] gehouden zwemwater als een stof in de zin van artikel 6:175 BW aanmerken, zien zij er aan voorbij dat zwemwater geen stof is die zodanige eigenschappen heeft dat deze een bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen of zaken oplevert. Het hof tekent daarbij aan dat gevaren van algemene aard - zoals het gevaar van verdrinking, dat zich in dit geval bovendien niet heeft gerealiseerd - niet door artikel 6:175 BW wordt bestreken. Het gaat bij de stoffen van artikel 6:175 BW om stoffen die op grond van hun bijzondere eigenschappen - dus intrinsiek -gevaarlijk zijn.
Ook indien, zoals [appellanten] stellen maar Delta Lloyd c.s. betwisten, op 12 juni 2003 de PA-bacterie in het zwemwater aanwezig was en zij menen dat dit met de PA-bacterie besmette zwemwater een "gevaarlijke stof" is die onder het bereik van artikel 6:175 BW valt, gaat het betoog van [appellanten] niet op. Bij een besmetting van het zwemwater met de PA-bacterie schuilt het gevaar immers niet in een eigenschap die het water behoort te hebben, maar juist in een eigenschap die het niet behoort te hebben. Bij artikel 6:175 BW is het gevaar gelegen in een eigenschap die de stof naar haar aard juist wel behoort te hebben.
a. De doofheid van [zoon] is (uiteindelijk) het gevolg van een besmetting met de PA-bacterie;
b. [zoon] heeft deze besmetting opgelopen tijdens zijn verblijf in het binnenzwembad op de [geïntimeerde 2] op 12 juni 2003;
c. Op 12 juni 2003 was in het binnenzwembad op de [geïntimeerde 2] de PA-bacterie aanwezig;
d. [geïntimeerde 2] is tekortgeschoten in een op haar rustende zorgplicht, en/of is risicoaansprakelijk op grond van artikel 6:173/6:174 BW vanwege een gebrek in het filter.
e. De aanwezigheid van de PA-bacterie is het gevolg van de schending van de zorgplicht en/of het gebrek in het filter.
i. Bij onderzoeken op 14 mei 2003 en 22 juli 2003 is gebleken dat de hoeveelheid bacteriën te hoog was (respectievelijk 19 en 3,6 maal te hoog). Er dient van te worden uitgegaan dat de hoeveelheid bacteriën ook in de tussenliggende periode te hoog was;
ii. Het koolstoffilter functioneerde niet. Een filter is een belangrijke bron voor de aanwezigheid van de PA-bacterie;
iii. De warmte van het zwembadwater en de aanwezigheid van opblaasbare (speel)materialen vergroten de kans op de aanwezigheid van de PA-bacterie.
Zij voegen daaraan toe dat het [geïntimeerde 2] te verwijten is dat geen onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van de PA-bacterie.
Uit de beide rapporten volgt dat de kwaliteit van het water in het binnenzwembad op het punt van de hoeveelheid bacteriën op 14 mei en 22 juli 2003 niet op orde was. Informatie over de tussenliggende periode ontbreekt. Het hof is, met [appellanten], van oordeel dat [geïntimeerde 2] gelet op de op haar van toepassing zijnde regelgeving, gehouden was om maandelijks een laboratoriumonderzoek te doen verrichten naar de kwaliteit van het zwemwater. Dat [geïntimeerde 2], als houder van een zwembad van categorie A, daartoe verplicht was, wordt door Delta Lloyd c.s. op zichzelf ook niet betwist. Zij stellen echter dat [geïntimeerde 2] geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij deze verplichting niet is nagekomen, omdat zij daar pas in augustus 2003 door de Provincie op is gewezen. Het hof volgt Delta Lloyd niet in dit betoog, nu de verplichting maandelijks een laboratoriumonderzoek te laten verrichten niet afhankelijk is van een aanwijzing daartoe door de Provincie.
Nu een rapport over de hoeveelheid bacteriën op een datum in de maand juni (het hof gaat er van uit dat het water op een datum tussen 14 en 22 juni zou zijn onderzocht) ontbreekt en dit te wijten is aan het tekortschieten van [geïntimeerde 2] in een op haar rustende verplichting het water te laten onderzoeken, kan er niet van worden uitgegaan dat de hoeveelheid bacteriën in het water bij een onderzoek in de niet gemonitorde periode wel binnen de geldende norm zou zijn geweest. Onder die omstandigheden hebben Delta Lloyd c.s. onvoldoende weersproken dat de hoeveelheid bacteriën in het water van het binnenzwembad in de periode tussen 14 mei en 22 juli 2003 (dus ook op 12 juni 2003) te hoog was.
dat ook de PA-bacterie aanwezig was.
De grieven I en II (gedeeltelijk), die zich keren tegen het niet toepassen door de rechtbank van de omkeringsregel, falen dan ook. Dat betekent dat het door de rechtbank bevolen deskundigenonderzoek naar, kort gezegd, de gebrekkigheid van het filter en de aanwezigheid van de PA-bacterie in het water van het binnenzwembad op 12 juni 2003, noodzakelijk is om de vorderingen van [appellanten] te kunnen toewijzen.
6:174 lid 4 BW. Met
grief II (gedeeltelijk)komen [appellanten] op tegen dit oordeel en tegen het feit dat de rechtbank met geen woord rept over artikel 6:173 BW. Aan [appellanten] kan worden toegegeven dat de rechtbank haar oordeel op dit punt niet heeft gemotiveerd. Onduidelijk is of de rechtbank onder ogen heeft gezien of het filter, dat op zichzelf uiteraard niet als een opstal heeft te gelden, wel als een bestanddeel heeft te gelden van het zwembad
(art. 3:4 BW), hetgeen volgens [appellanten] het geval is en door Delta Lloyd c.s. wordt bestreden.
3.De beslissingHet gerechtshof:bekrachtigt de tussenvonnissen van 16 januari 2013 (onder verbetering van gronden, als hiervoor vermeld in rechtsoverweging 2.29), 26 juni 2013 en 4 september 2013;veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Delta Lloyd c.s. begroot op € 683,- aan verschotten en op € 894,- voor geliquideerd salaris van de advocaat een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na heden tot aan het tijdstip van voldoening;veroordeelt [appellanten] in het nasalaris, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval niet binnen veertien dagen na heden aan deze veroordeling is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
31 maart 2015.