ECLI:NL:GHARL:2015:2321

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
13/01088
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in het verzet van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, maar had het verschuldigde griffierecht niet tijdig betaald. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van niet-tijdige betaling. Ondanks deze waarschuwingen heeft belanghebbende het griffierecht van € 118 niet voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep op 17 januari 2014.

Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, waarin hij aanvoert dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen. Het Hof heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over zijn financiële situatie, maar hij heeft hieraan geen gehoor gegeven en is ook niet verschenen op de zitting. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in betalingsonmacht verkeerde in de periode dat het griffierecht verschuldigd was. Het voorstel van belanghebbende om het griffierecht alsnog te betalen, werd niet gehonoreerd, aangezien de termijn voor betaling inmiddels was verstreken.

Uiteindelijk heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard en bevestigd dat de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep terecht was. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 13/01088
uitspraakdatum:
31 maart 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitspraak van de zestiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 17 januari 2014 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, met het nummer AWB LEE 13/953 van 17 september 2013 in geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Heerenveen (hierna: de Inspecteur).

1.Ontstaan en loop van het geding.

1.1
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 17 september 2013 hoger beroep ingesteld bij een op 29 oktober 2013 ter griffie van het Hof ontvangen beroepschrift.
1.2
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 1 november2013 en daarna bij brief van 2 december 2013 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. In laatstgenoemde brief is belanghebbende meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen 28 dagen dient te zijn bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening. De griffier heeft belanghebbende er daarbij op gewezen dat bij niet tijdige betaling het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
1.3
Het verschuldigde griffierecht is niet binnen 28 dagen na 2 december 2013 voldaan.
1.4
Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak van 17 januari 2014 niet ontvankelijk verklaard omdat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald.
1.5
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend. Het verzetschrift is ter griffie van het Hof ontvangen op 28 februari 2014.
1.6
De Inspecteur heeft, hoewel daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
1.7
De mondelinge behandeling van het verzet was bepaald ter zitting van het Hof op 15 juli 2014. Kort voor aanvang van de behandeling heeft belanghebbende telefonisch gemeld dat hij als gevolg van autopech niet bij de zitting aanwezig kon zijn en hij heeft verzocht de mondelinge behandeling aan te houden. Het Hof heeft dit verzoek gehonoreerd.
1.8
Van belanghebbende is op 21 juli 2014 een brief van 15 juli 2014 met bijlagen ontvangen. In deze brief schrijft belanghebbende het volgende:
(..) Zoals gemeld in mijn bezwaarschrift was ik niet in staat het griffierecht te betalen, hetgeen ik allemaal heb gemeld. Bij dit schrijven vindt u stukken die dit kunnen onderbouwen. Ik ben mijn bedrijf kwijt geraakt begin dit jaar door een executoire verkoop (11 maart 2014), waardoor ik (lang daarvoor al) zonder inkomsten kwam te zitten. Er waren ook geen reserves meer zodat ik met een huurschuld kwam te zitten en uiteindelijk bij [A] ([A]) moest aankloppen voor hulp. Dit resulteerde in een toekenning op 5 juni van [A] zodat ik vanaf dat tijdstip weer inkomsten heb.
Mijn voorstel is om alsnog het griffierecht te betalen zodat de zaak alsnog ook inhoudelijk kan worden bekeken. (…)
Bij voormelde brief zijn vier bijlagen gevoegd:
. Een beschikking Wet werk en bijstand Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 van 19 mei 2014 waarin aan belanghebbende een uitkering wordt toegekend met ingang van 28 maart 2014;
. Een brief van [B], Incasso Gerechtsdeurwaarders van 3 juni 2014 betreffende de ontruiming van de woning aan de [a-straat] 1E te [Z]
(Hof: het woonadres van belanghebbende)per 25 juni 2014 met een specificatie van de onderliggende vordering van de verhuurder;
. Een aan belanghebbende gerichte offerte van 22 april 2014 van [C] voor het uitvoeren van werkzaamheden voor [D] BV en [E] BV;
. En een beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland van 19 december 2013 in de zaak van de N.V. [F] U.A. tegen [G] B.V. Belanghebbende trad in deze zaak op als directeur van [G] B.V.
1.9
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij brief van 26 februari 2015 het volgende geschreven:
“Op de zitting van woensdag 4 maart 2015 zal de bovengenoemde zaak worden behandeld.
Door u is in uw brief van 2 april 2014 aangevoerd dat u niet in staat bent het verschuldigde griffierecht in hoger beroep te voldoen. Voor een goede beoordeling van deze vraag stel ik u in de gelegenheid nadere informatie te verschaffen aangaande uw vermogens- en inkomenspositie in de betreffende periode dat het griffierecht door u was verschuldigdoktober 2013 - december 2013. U moet hierbij denken aan bescheiden betreffende uw inkomsten (jaarstukken van uw BV(‘s) ultimo 2014),( Hof: moet zijn 2013) eventuele beslagen, en gegevens over uw vermogen (daaronder begrepen de waarde van uw auto). Indien u een partner heeft zijn ook de financiële gegevens van de partner van belang.
Ik verzoek u bedoelde bescheiden op voorhand toe te sturen aan het Hof, dan wel mee te nemen naar de zitting. “
Een kopie van deze brief is gestuurd aan de Inspecteur.
1.1
Belanghebbende is bij brief van 21 januari 2015 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 4 maart 2015 om 14.30 uur te Leeuwarden. Deze brief is blijkens informatie op de website mijnpakket.post.nl bij belanghebbende bezorgd op 27 januari 2015. Voor de ontvangst is getekend. De Inspecteur is bij brief van 21 januari 2015 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 4 maart 2015 om 14.30 uur te Leeuwarden. Deze brief is blijkens informatie op de website mijnpakket.post.nl ter inspectie bezorgd op 22 januari 2015. Het verzet is behandeld ter zitting van het Hof van 4 maart 2015. Ter zitting is noch belanghebbende, noch de Inspecteur verschenen.
1.11
Tot de stukken waarop het Hof bij de beoordeling van het verzet acht slaat, behoren het hogerberoepschrift, de uitspraak waartegen het verzet is gericht, het verzetschrift, en de nadien door belanghebbende ingediende stukken.
Beoordeling van het verzet
2.1
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 31 oktober 2013 en daarna bij brief van 2 december 2013 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. In laatstgenoemde brief is belanghebbende meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen 28 dagen dient te zijn bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening. De griffier heeft belanghebbende er daarbij op gewezen dat bij niet tijdige betaling het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2.2
Belanghebbende heeft het in rekening gebrachte griffierecht van € 118 niet betaald.
2.3
Bij uitspraak van 17 januari 2014 heeft het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.4
Belanghebbende heeft in verzet aangevoerd dat hij niet in staat was het verschuldigde griffierecht te betalen.
2.5
Niet-betaling of niet-tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het (hoger) beroep, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het (hoger) beroep in verzuim is geweest, artikel 8:41, zesde lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354 geeft de Hoge Raad richtlijnen voor de behandeling van een beroep op betalingsonmacht.
2.6
In de lijn van voormeld arrest heeft de griffier van het Hof bij brief van 26 februari 2015 belanghebbende verzocht nadere informatie te verstrekken ter zake van zijn financiële situatie.
2.7
Belanghebbende heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven en hij is evenmin ter zitting verschenen om zijn verzet mondeling toe te lichten.
2.8
Belanghebbende heeft met de door hem gegeven toelichting en voormelde bescheiden niet aannemelijk gemaakt dat hij in de periode dat hij het griffierecht was verschuldigd, van 1 november 2013 tot en met 30 december 2013, in betalingsonmacht verkeerde.
2.9
Belanghebbendes voorstel in de brief van 15 juli 2014 het griffierecht alsnog te voldoen brengt het Hof niet tot een ander oordeel nu de termijn voor het voldoen van het griffierecht is verstreken.
2.1
Voormeld oordeel brengt mee dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep wegens het niet voldoen van het griffierecht
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het verzet ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op
31 maart2
15in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong)
(B. van Walderveen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 1 april 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.