In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland over de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009. Belanghebbende had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.586 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.786. De Inspecteur handhaafde de aanslag en de beschikking heffingsrente, waarop belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Belanghebbende stelde dat hij recht had op aftrek van rente en kosten van de eigen woning, alsook op een aanvullende aftrek voor levensonderhoud van zijn vrouw, en de alleenstaande ouderenkorting. Het Hof oordeelde dat belanghebbende in 2009 niet het gehele jaar dezelfde fiscale partner had, waardoor de voordelen uit de eigen woning niet als gemeenschappelijke inkomensbestanddelen konden worden aangemerkt. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet duurzaam gescheiden leefde van zijn vrouw en dat de aanslag eerder te laag dan te hoog was vastgesteld. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.