ECLI:NL:GHARL:2015:2175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
200.124.043-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen verzekeraar en verzekerde over de diefstal van een auto en bewijsvoering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2015, gaat het om een geschil tussen Unigarant N.V. en een verzekerde naar aanleiding van de diefstal van een auto. In een eerder arrest had het hof beide partijen belast met het bewijs van bepaalde feiten. In het huidige arrest wordt de bewijsvoering, die door getuigen is geleverd, beoordeeld. Beide partijen hebben de persoon wiens mededelingen zij centraal stelden in de eerdere procedure niet als getuige opgeroepen, wat het hof meeneemt in zijn oordeel. Het hof concludeert dat beide partijen niet zijn geslaagd in het bewijs dat hen was opgedragen.

Unigarant had de taak om te bewijzen dat de verzekerde opzettelijk een onjuiste (te hoge) aanschafwaarde van de auto had opgegeven. Het hof oordeelt dat Unigarant niet voldoende bewijs heeft geleverd, aangezien de getuigenverklaringen voornamelijk gebaseerd waren op mededelingen van derden. De getuige die Unigarant had opgeroepen, bevestigde slechts dat de verklaringen van de verzekerde en de verkoper over de koopprijs tegenstrijdig waren, zonder dat dit overtuigend bewijs opleverde.

Het hof oordeelt dat Unigarant niet heeft voldaan aan haar bewijsopdracht en dat de verzekerde nu moet bewijzen wat de werkelijke aanschafprijs van de auto was. Aangezien geen van beide partijen in hun bewijsopdracht is geslaagd, oordeelt het hof dat Unigarant gehouden is tot het uitkeren van de verzekeringspenningen, vastgesteld op € 12.500,-. Het hof compenseert de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, maar voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.124.043/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 346564/CV EXPL 12-2741)
arrest van de eerste kamer van 24 maart 2015
in de zaak van
Unigarant N.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage,
kantoorhoudend te Hoogeveen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Unigarant,
advocaat: mr. D.D. Markvoort, kantoorhoudend te Hoogeveen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. Q.C. des Tombe, kantoorhoudend te Amsterdam.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 mei 2014 hier over

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het verdere verloop van de procedure is als volgt:
- op 28 juli 2014 en 23 oktober 2014 heeft het hof ter zitting de door partijen voorgedragen getuigen doen horen, van welke verhoren processen-verbaal zijn gemaakt;
- vervolgens is eerst door Unigarant en vervolgens door [geïntimeerde] een memorie na enquête genomen.
1.2
Ten slotte hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
In zijn tussenarrest van 20 mei 2014 heeft het hof Unigarant opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde], met het opzet Unigarant te misleiden, een onjuiste (te hoge) aanschafwaarde van de auto van € 23.500,- heeft opgegeven aan Unigarant. Indien Unigarant in dit bewijs slaagt is zij niets aan [geïntimeerde] verschuldigd. Slaagt zij niet in dat bewijs dat is zij in beginsel gehouden tot het uitkeren van de verzekeringspenningen aan [geïntimeerde], maar zal [geïntimeerde] dienen te bewijzen wat de omvang van de door hem geleden schade is, te weten wat de aanschafprijs van de auto was.
2.2
Unigarant heeft ter onderbouwing van haar verweer dat [geïntimeerde] aan haar opzettelijk onjuiste informatie over de aanschafprijs van de auto heeft verschaft (zie r.o. 5.2.5. van het tussenarrest) het volgende aanvoerd:
(a) de verklaring van [verkoper] (de verkoper van de auto aan [geïntimeerde]);
(b) er is aan de auto een reparatie in Duitsland uitgevoerd;
(c) [geïntimeerde] heeft gezegd dat hij de auto in Turkije zou laten repareren.
2.3
Het hof heeft overwogen (rechtsoverweging 5.2.6. van het tussenarrest) dat deze onderbouwing vrijwel geheel bestaat uit mededelingen door of jegens derden gedaan die in het licht van de weerspreking door [geïntimeerde] niet overtuigen.
2.4
Om te voldoen aan het haar opgedragen bewijs heeft Unigarant volstaan met het doen horen van één getuige te weten mevrouw [getuige] (hierna: [getuige]) die in opdracht van Unigarant onderzoek heeft gedaan naar de toedracht rond de diefstal van de auto van [geïntimeerde]. [getuige] verklaart dat zij in dat verband heeft gesproken met [geïntimeerde] en de verkoper van de auto de heer [verkoper] (hierna: de verkoper). De verkoper heeft aan [getuige] meegedeeld dat de auto is verkocht voor € 12.500,- en [geïntimeerde] heeft haar meegedeeld dat de auto is verkocht voor € 23.500,-.
2.5
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. In zijn tussenarrest heeft het hof overwogen dat de slechts via en van derden verkregen informatie onvoldoende was ter onderbouwing van de door Unigarant aangevoerde feiten en omstandigheden. Daarin brengt de onder ede afgelegde verklaring van [getuige] onvoldoende verandering, nu zij niet anders doet dan bevestigen wat op zich niet ter discussie stond, te weten dat de verklaringen van [geïntimeerde] en de verkoper wat betreft de koopprijs tegenover elkaar staan.
2.6
Unigarant heeft niet de verkoper van de auto als getuige opgeroepen, terwijl nu slechts deze naast [geïntimeerde] en [X] bij de koop aanwezig was en uit eerste hand kan verklaren wat er voor de auto is betaald. Dat de verkoper te kennen heeft gegeven geen bemoeienis met de zaak te willen hebben, doet daaraan niet af. Unigarant had immers desgewenst de verkoper kunnen dwingen als getuige te verschijnen. Hoewel het Unigarant vrij stond van de verkoper als getuige af te zien, zal zij de procesrechtelijke gevolgen daarvan voor haar rekening dienen te nemen. Dit geldt te meer daar de overige omstandigheden die Unigarant heeft aangevoerd, te weten reparaties van de auto in Duitsland en/of Turkije in het geheel niet zijn geconcretiseerd. [geïntimeerde] heeft die reparaties en/of de noodzaak daartoe gemotiveerd weersproken.
2.7
Steun aan de stelling dat [geïntimeerde] aan Unigarant opzettelijk een hoge aanschafwaarde van de auto heeft meegedeeld geeft de verklaring van [getuige] al in het geheel niet.
2.8
Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat Unigarant niet heeft voldaan aan het haar opgedragen bewijs. Het hof gaat daarmee voorbij aan het bevrijdende verweer van Unigarant dat [geïntimeerde] jegens haar opzettelijk een te hoge aanschafprijs heeft meegedeeld met verval van het recht op uitkering als gevolg. Unigarant zal op grond van de verzekeringsovereenkomst aan [geïntimeerde] de door deze ten gevolge van de diefstal van zijn auto geleden dienen te betalen.
2.9
Het is thans aan [geïntimeerde] te bewijzen wat de aanschafprijs voor zijn auto was nu Unigarant gemotiveerd de door [geïntimeerde] gestelde aanschafprijs van € 23.500,- heeft weersproken.
2.1
Daarbij is van belang dat de verklaring van [geïntimeerde] als partijgetuige de beperkte bewijskracht bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv heeft. Die beperkte bewijskracht geldt niet als de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hiervan is echter alleen sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.11
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de overige door [geïntimeerde] naar voren gebrachte getuigen, te weten zijn echtgenote en zus onvoldoende steun geven aan de eigen verklaring van [geïntimeerde]. Enerzijds verklaren zij niet anders dan hetgeen zij [geïntimeerde] hebben horen zeggen. Daarbij komt dat de verklaring van de echtgenote van [geïntimeerde], die er een eigen belang bij heeft dat [geïntimeerde] slaagt in het hem opgedragen bewijs, aan geloofwaardigheid inboet doordat haar verklaring tegenstrijdigheden bevat. Zij heeft die tegenstrijdigheden weliswaar later gecorrigeerd maar anders dan [geïntimeerde] in zijn memorie na enquete heeft betoogd is ongeloofwaardig dat zij aanvankelijk de vraagstelling niet heeft begrepen. Niet alleen heeft de raadsheer-commissaris de getuige herhaald en indringend bevraagd aangaande de tegenstrijdige onderdelen van haar verklaring maar bovendien oordeelt het hof het onaannemelijk dat de getuige, die als apothekersassistente werkzaam is, niet in staat zou zijn om vragen aangaande een eenvoudig feitencomplex als waarover in deze zaak niet zou begrijpen.
2.12
Bij dat alles komt dat ook [geïntimeerde] ervoor heeft gekozen om niet als getuige op te roepen degene die uit eerste hand zou kunnen verklaren wat de hoogte van de betaalde koopprijs is geweest, te weten zijn vriend [X]. Ook [geïntimeerde] staat het vrij af te zien van het oproepen van deze getuige maar ook voor hem geldt dat hij de daaraan te verbinden procesrechtelijke gevolgen voor zijn rekening dient te nemen.
2.13
Het vorenstaande betekent naar het oordeel van het hof dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan het hem opgedragen bewijs en dat niet is bewezen dat de aanschafwaarde van auto € 23.500,- bedraagt.
2.14
Dat geen van beide partijen slaagt in hun bewijsopdracht betekent dat vaststaat dat Unigarant gehouden is tot het uitkeren van de verzekeringspenningen. De omvang van die verplichting dient te worden bepaald op een bedrag van € 12.500,- nu dit het mindere is van wat [geïntimeerde] heeft gesteld en Unigarant zelf uitgaat van die hoogte van de aanschafwaarde.
2.15
Ten slotte dient het hof nog te beslissen aangaande de vordering van Unigarant in de oorspronkelijke reconventie (zie rechtsoverweging 4.3. van het tussenvonnis). Unigarant heeft aan [Y] een bedrag van € 472,72 betaald en aan [Z] een bedrag van € 1.147,85 voor autohuur. Unigarant baseert haar vordering op een onrechtmatige daad dan wel toerekenbaar tekortschieten door [geïntimeerde] in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst in het bijzonder artikel 8 lid 3 en 5 en artikel 19 lid 5.
2.16
Nu Unigarant niet heeft bewezen dat [geïntimeerde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld heeft de rechtbank de hier genoemde vorderingen van Unigarant afgewezen en is ook de vordering van Unigarant tot vergoeding van de door haar daadwerkelijk gemaakte proceskosten terecht afgewezen. Het hof zal het vonnis van de recht op deze punten derhalve in stand laten.

3.Slotsom

De grieven slagen zodat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Unigarant is niet gehouden tot betaling van een bedrag van € 23.000,- maar van een bedrag van € 12.500,-. Nu partijen over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld zullen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof
rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van Rechtbank Noord Nederland, locatie Assen van 26 februari 2013 doch uitsluitend in zoverre Unigarant daarin is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 25.000,- met bekrachtiging van dat vonnis voor het overige;
en opnieuw rechtdoende veroordeelt Unigarant tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 12.500,- (twaalfduizend vijhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2011;
compenseert de proceskosten in zowel eerste aanleg als in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen haar eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest tot tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. R.A. van der Pol, G. van Rijssen I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 maart 2015 in bijzijn van de griffier.