ECLI:NL:GHARL:2015:1290

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
21-001134-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafbaarheid van een verdachte in verband met overtreding van de Flora- en faunawet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van artikel 9 van de Flora- en faunawet door een beschermde diersoort, een ree, onder zich te hebben gehad of deze te hebben gevangen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 20 maart 2013 te [plaats] een vangkooi had geplaatst met de bedoeling een vos te vangen, maar dat er per ongeluk een ree in de kooi terechtkwam. De verdachte ontkende het primair tenlastegelegde feit en de advocaat-generaal vorderde vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het primair tenlastegelegde feit en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken.

Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit, dat de verdachte de ree opzettelijk had gevangen, heeft het hof geconcludeerd dat de verdachte niet opzettelijk handelde. De verdachte had de vangkooi zorgvuldig geplaatst en gecontroleerd, en het was niet zijn bedoeling om een ree te vangen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet tekortgeschoten is in zijn zorgplicht zoals vastgelegd in artikel 2 van de Flora- en faunawet. De omstandigheden van de zaak, waaronder de getuigenverklaringen, ondersteunden de conclusie dat het vangen van de ree een uitzonderlijke situatie was. Het hof heeft daarom de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te vernietigen, de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde feit, het subsidiair tenlastegelegde feit als bewezen te verklaren, maar de verdachte daarvan te ontslaan van alle rechtsvervolging. Tevens is gelast dat de verdachte de in beslag genomen kastval terugkrijgt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001134-14
Uitspraak d.d.: 25 februari 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland van 17 februari 2014 met parketnummer 84-140342-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt met betrekking tot de strafbaarheid van het feit. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 20 maart 2013, althans in of omstreeks de maand 2013, te [plaats], al dan niet opzettelijk, een ree, zijnde een beschermde inheemse diersoort, onder zich heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 maart 2013, althans in of omstreeks de maand 2013, te [plaats], al dan niet opzettelijk, een ree, zijnde een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen en/of bemachtigd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

De verdachte heeft het primair tenlastegelegde ontkend. De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, nu verdachte de ree niet onder zich heeft gehad.
Het hof spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.

Vrijspraak van het onder “subsidiair” primair tenlastegelegde misdrijf

Het hof is ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit met verdachte en de advocaat-generaal van oordeel dat verdachte de ree niet opzettelijk heeft gevangen, nu verdachte een vos wilde vangen en de ree tegen de wil van verdachte in de vangkooi terecht is gekomen. Verdachte zal daarom van het subsidiair tenlastegelegde
misdrijfworden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van de onder “subsidiair” subsidiair tenlastegelegde overtreding
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair tenlastegelegde
overtredingvan artikel 9 van de Flora- en faunawet heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op
of omstreeks20 maart 2013
, althans in of omstreeks de maand 2013,te [plaats],
al dan niet opzettelijk,een ree, zijnde een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen
en/of bemachtigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld.
Het hof zal verdachte, zij het op een andere grond dan door de advocaat-generaal aan zijn vordering ten grondslag is gelegd, ontslaan van alle rechtsvervolging omdat het hof van oordeel is dat verdachte zich op afwezigheid van alle schuld kan beroepen.
Het hof overweegt daarover als volgt.
Het hof gaat uit van de volgende situatie.
Verdachte was bevoegd om op vossen te jagen en hij mocht daarbij -op grond van artikel 72 van de Flora- en faunawet en artikel 5 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren- ook een vangkooi gebruiken. Door de vangkooi te plaatsen hoopte verdachte een vos te vangen, die -kort gezegd- voor veel overlast zorgde. Het was niet zijn bedoeling dat er een ree in de vangkooi terecht zou komen.
Artikel 2 van de Flora- en faunawet luidt als volgt:
‘1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.’
Het hof is van oordeel dat verdachte niet is tekortgeschoten in de zorgplicht die op grond van bovengenoemd artikel op hem rustte. Uit het proces-verbaal blijkt dat er een verschil is in schofthoogte van reeën en vossen. Door verdachte en getuige [getuige 1] is ter terechtzitting van het hof verklaard dat het formaat van de door verdachte gebruikte vangkooi gebruikelijk is bij de vossenvangst. Door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is bovendien -evenals door verdachte zelf- verklaard dat het een zeer uitzonderlijke situatie betreft dat er een ree in een dergelijke vangkooi terechtkomt. Het hof neemt op basis van de van de kooi en de ree gemaakte foto hierbij in aanmerking dat de kooi niet zo groot was dat de ree daarin zonder problemen kon staan. Weliswaar heeft de advocaat-generaal ter zitting op grond van raadpleging van www.vangkooiwinkel.nl betoogd dat de gebruikte kooi grotere afmetingen had dan de vossenkooien welke op die site werden aangeboden. Het hof acht dit enkele gegeven echter onvoldoende om het gebruik van de door verdachte gebruikte vangkooi niet redelijk te achten. Hierbij neemt het hof nog in aanmerking dat verdachte zelf de kooi enkele keren per dag controleerde en dat [getuige 1] in overleg met verdachte ook de kooi controleerde. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte heeft gedaan wat van hem redelijkerwijs mocht worden verwacht om het vangen van een ree te voorkomen en dat hem van het vangen van de ree geen rechtens relevant verwijt kan worden gemaakt.
Het hof merkt overigens nog op dat verdachte ook heeft gewezen op de door Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren gestelde kamervragen aan staatssecretaris Henk Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het doden van vossen met vangkooien en het antwoord van de staatssecretaris. Op een door haar gestelde vraag over het controleren van de vangkooi op de aanwezigheid van levende dieren en het lijden van in de vangkooi gevangen dieren antwoordt de staatssecretaris dat:
“Op grond van de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) dient de gebruiker van het vangmiddel dit selectief en zorgvuldig te gebruiken. Dit houdt bijvoorbeeld in dat dieren, die niet met het betreffende vangmiddel mogen worden gevangen, onverwijld dienen te worden vrijgelaten.”In dit geval is het niet verdachte of [getuige 1] geweest, maar verbalisant [verbalisant] die zag dat de ree in de kooi zat en het dier heeft vrijgelaten, omdat deze er kennelijk als eerste bij was.
Het hof ontslaat de verdachte daarom van alle rechtsvervolging ter zake van het onder subsidiair bewezenverklaarde feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, in voege als voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een kastval.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 25 februari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.