ECLI:NL:GHARL:2015:1289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
21-002968-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke overtreding van de Wet Milieubeheer met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk inzamelen van bedrijfsafvalstoffen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars, in strijd met artikel 10.45 van de Wet Milieubeheer. De tenlastelegging betrof het inzamelen van gebruikte en/of defecte wasmachines en wasdrogers in de gemeente, zonder de vereiste registratie. Het hof heeft vastgesteld dat de ingezamelde apparaten als bedrijfsafvalstoffen moeten worden aangemerkt, omdat de verdachte deze op een bedrijfsmatige wijze heeft verzameld en opgeslagen. De verdediging betoogde dat de apparaten niet als bedrijfsafvalstoffen konden worden gekwalificeerd, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke geldboete van 500 euro met een proeftijd van twee jaar, rekening houdend met de financiële situatie van de verdachte. Het hof heeft de eerdere strafbeschikking vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis waarvan beroep is vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002968-14
Uitspraak d.d.: 25 februari 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2014 met parketnummer 81-066641-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.M. Kruizinga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2012, althans in de maand november 2012, in de gemeente [plaats], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten 26, althans een aantal (gebruikte en/of defecte) wasmachines en/of wasdrogers, heeft ingezameld, zonder vermelding op een lijst van inzamelaars.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door verdachte ingezamelde wasmachines en wasdrogers bedrijfsafvalstoffen zijn en dat een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit kan volgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de ingezamelde wasmachines en wasdrogers niet zijn aan te merken als bedrijfsafvalstoffen dan wel gevaarlijke afvalstoffen en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Oordeel hof
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen heeft ingezameld, zonder vermelding op een lijst van inzamelaars. Voor een bewezenverklaring dient vast te staan dat de door verdachte ingezamelde wasmachines en wasdrogers zijn aan te merken als bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
Artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer definieert in het eerste lid het begrip ‘bedrijfsafvalstoffen’ als:
‘afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen’.
Het begrip ‘afvalstoffen’ wordt gedefinieerd als:
‘alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’.
Het begrip ‘huishoudelijke afvalstoffen’ wordt gedefinieerd:
‘afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen’.
Het begrip ‘gevaarlijke afvalstof’ wordt gedefinieerd als:
‘afvalstof die één of meer van de in bijlage III bij de kaderrichtlijn afvalstoffen genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit’.
Het begrip ‘inzameling’ wordt gedefinieerd als:
‘verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie’.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte ingezamelde wasmachines en wasdrogers zijn aan te merken als bedrijfsafvalstoffen. Doordat verdachte op meer of minder bedrijfsmatige schaal de apparaten inzamelde bij particuliere huishoudens en ze op zijn terrein opsloeg en “stripte”, verloren de apparaten hun status als afkomstig uit particuliere huishoudens.
Naar het oordeel van het hof passen deze uitleg en toepassing van de desbetreffende begrippen het beste bij de strekking van de onderhavige regeling van de Wet Milieubeheer. [1] Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 november 2012, althans in de maand november 2012,
in de gemeente [plaats], althansin Nederland
, al dan nietopzettelijk
,bedrijfsafvalstoffen
of gevaarlijke afvalstoffen, te weten 26
, althans een aantal (gebruikte en/of defecte
)wasmachines en/of wasdrogers
,heeft ingezameld, zonder vermelding op een lijst van inzamelaars.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.45, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van 1.000 euro subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk inzamelen van bedrijfsafvalstoffen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars (een zogenaamde VIHB-lijst). Het handelen van verdachte werkt concurrentievervalsend ten aanzien van bonafide ondernemingen die wel staan ingeschreven op de VIHB-lijst en kosten hebben gemaakt om aan de eisen te voldoen om op deze lijst te mogen worden vermeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het met zijn financiële situatie zeer slecht gesteld is. Het hof acht dit aannemelijk. Het hof volstaat daarom met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van 500 euro, met een proeftijd van 2 jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.45 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroepen en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 25 februari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het hof verwijst naar Kamerstukken II, 1998-1999, 26 638, nr. 3, o.m. p. 22: “Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gemeentelijke verantwoordelijkheid betrekking heeft op niet ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen, op afvalstoffen dus die zich nog bij een particulier huishouden