ECLI:NL:GHARL:2015:1093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
200.128.532
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele aansprakelijkheid en vertegenwoordiging tussen vennootschappen met gezamenlijke presentatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de vraag wie de contractspartij was in een overeenkomst tussen de besloten vennootschap Golf en Country Club Edda Huzid B.V. (hierna: GCC Edda Huzid) en de vereniging Docky. De overeenkomst betrof de organisatie van een personeelsfeest, waarvoor Docky een aanbetaling had gedaan. GCC Edda Huzid stelde dat de overeenkomst niet met haar, maar met RP Edda Huzid was gesloten, een andere vennootschap die op hetzelfde adres was gevestigd en gebruik maakte van dezelfde naam en branding. Het hof oordeelde dat de vergaande vervlechting tussen de twee vennootschappen en hun gezamenlijke presentatie aan het publiek, de schijn van vertegenwoordiging creëerde. Het hof concludeerde dat Docky er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat zij met GCC Edda Huzid had gecontracteerd, ondanks de verwarring die was ontstaan door de verschillende aanduidingen en facturen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, dat had geoordeeld dat GCC Edda Huzid haar verplichtingen niet was nagekomen en dat Docky recht had op terugbetaling van de aanbetaling. GCC Edda Huzid werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.128.532
(zaaknummer rechtbank Arnhem respectievelijk Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem C/05/231512)
arrest van de tweede kamer van 17 februari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Golf en Country Club Edda Huzid B.V.,
gevestigd te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
appellante,
hierna: GCC Edda Huzid,
advocaat: mr. J.G. Galama,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Docky,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna: Docky,
advocaat: mr. N. Overeem.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het hof naar het tussenarrest in deze zaak van 23 juli 2013.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 18 september 2013;
  • de memorie van grieven, met producties;
  • de memorie van antwoord.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
Docky is een personeelsvereniging.
2.2
Ten behoeve van de verzorging van een op 9 juni 2012 te houden personeelsfeest heeft Docky in juli 2011 een overeenkomst gesloten. De overeengekomen prijs bedroeg € 99.973,25 (incl. BTW).
2.3
Bij brief van 12 juli 2011 aan (de contactpersoon van) Docky (productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg) met als bijlage de Programma Bevestiging VvAA (hierna: programmabevestiging) is deze overeenkomst bevestigd.
2.4
De brief van 12 juli 2011 is afgedrukt op briefpapier met als voorgedrukte koptekst “EDDA HUZID Golf/Congres/Evenementen Natuurlijke Inspiratie”. Bij de ondertekening van de brief staat vermeld “[naam 1], Afd. Sales”. Op de voorgedrukte voettekst onderaan de brief staat onder meer vermeld: “Golf & Countryclub Edda Huzid” en staat als e-mailadres vermeld “gcc@eddahuzid.nl”. Als internetsite staat vermeld “www.eddahuzid.nl.” Als inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel is vermeld: 08089437. De eerste pagina van de programmabevestiging heeft dezelfde kop- en voettekst als de brief, de vervolgpagina’s vertonen als kop- en voettekst alleen het logo en de aanduiding van de website “www.eddahuzid.nl”.
2.5
Bij de programmabevestiging waren algemene voorwaarden gevoegd (productie 3 bij conclusie van antwoord en voorwaardelijke vordering in reconventie). In de algemene voorwaarden staat vermeld:
“Partij A: Golf- Congres- en Evenementenlocatie Edda Huzid”
2.6
Een aan Docky gezonden factuur d.d. 14 juli 2011 (productie 10 bij conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie) voor de aanbetaling van een bedrag van € 25.000 heeft als voorgedrukte koptekst “EDDA HUZID Golf Congres en Partycentrum Natuurlijke Inspiratie”. Op de voorgedrukte voettekst onderaan de factuur staat als e-mailadres vermeld “rpc@eddahuzid.nl”en als internetsite “www.eddahuzid.nl.”. Op de factuur staat verder vermeld: “Wij verzoeken u beleefd bovenstaand faktuurbedrag binnen 8 dagen na faktuurdatum te voldoen op een van onderstaande rekeningnummers. (…) De medewerkers van Edda Huzid danken u voor uw bezoek en hopen u nogmaals op Edda Huzid te mogen ontvangen.”
2.7
Een voor de tweede termijn van de aanbetaling aan Docky gezonden factuur d.d. 5 maart 2012 (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg) voor een bedrag van opnieuw € 25.000 heeft als voorgedrukte koptekst “EDDA HUZID Golf/Congres/Evenementen Natuurlijke Inspiratie”. Op de voorgedrukte voettekst onderaan de factuur staat onder meer vermeld: “Congres & Evenementencentrum Edda Huzid” en staat als e-mailadres vermeld “ce@eddahuzid.nl”. Als internetsite staat vermeld “www.eddahuzid.nl.”. Op de factuur staat verder vermeld: “Wij verzoeken u deze factuur (…) te betalen op bankrekeningnummer 039.75.48.613 (Congres & Evenementencentrum Edda Huzid BV, Voorthuizen).
2.8
Docky heeft de met voornoemde facturen in rekening gebrachte aanbetalingen betaald op bankrekeningnummer 039.75.48.613.
2.9
Congres & Evenementencentrum Edda Huzid is een handelsnaam van Restaurant en Partycentrum Edda Huzid B.V. (hierna: RP Edda Huzid). Deze onderneming heeft als inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel 09080788 en is op hetzelfde adres gevestigd als GCC Edda Huzid.
2.1
RP Edda Huzid is op 3 april 2012 in staat van faillissement verklaard.
2.11
In verband met het faillissement van RP Edda Huzid heeft het personeelsfeest geen doorgang gevonden.
2.12
Docky heeft bij brief van 14 mei 2012 aan GCC Edda Huzid aangekondigd de overeenkomst te ontbinden, onder terugvordering van de door haar gedane aanbetaling van € 50.000,-.

3.De beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1
Docky vordert in deze zaak van GCC Edda Huzid terugbetaling van de door haar ten behoeve van het personeelsfeest gedane aanbetalingen van in totaal € 50.000, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van GCC Edda Huzid in de beslag- en proceskosten. GCC Edda Huzid heeft zich daartegen verweerd en zich daarbij onder meer op het standpunt gesteld dat Docky de overeenkomst niet met haar maar met RP Edda Huzid heeft gesloten. De rechtbank heeft de vorderingen van Docky toegewezen. Daartegen richten zich de grieven in hoger beroep. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.2
Voor het antwoord op de vraag of Docky met GCC Edda Huzid heeft gecontracteerd, is bepalend hetgeen zij daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Voor zover de overeenkomst is aangegaan door personen die GCC Edda Huzid niet konden binden, geldt dat GCC Edda Huzid niettemin aan de overeenkomst is gebonden indien Docky op grond van een verklaring of gedraging van GCC Edda Huzid of op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van GCC Edda Huzid komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid, heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat GCC Edda Huzid bij het sluiten van de overeenkomst werd vertegenwoordigd door personen aan wie GCC Edda Huzid daartoe een toereikende volmacht had verleend.
3.3
Het hof neemt bij de beoordeling tot uitgangspunt dat GCC Edda Huzid en RP Edda Huzid ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst met Docky op hetzelfde adres waren gevestigd, dat zij gebruik maakten van dezelfde postbus, dat zij gebruik maakten van (vrijwel) dezelfde aanduidingen en logo op het briefpapier, dat zij gebruik maakten van dezelfde website en dat hun administraties werden gevoerd vanuit hetzelfde adres. De naam “Edda Huzid” was bij hun uitingen het meest in het oog springend en toonaangevend. GCC Edda Huzid en RP Edda Huzid traden onder die gezamenlijke noemer op, zoals GCC Edda Huzid ook onderkent (zie memorie van grieven onder 26). Op deze wijze werd voor het publiek het beeld gecreëerd van een eenheid tussen beide ondernemingen, zonder dat zonder meer duidelijk was dat sprake was van te onderscheiden rechtspersonen. Dat aan Docky dit onderscheid wel duidelijk is gemaakt, is onvoldoende gesteld of gebleken. GCC Edda Huzid heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat bij de besprekingen voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst niet over dit onderscheid is gesproken en dat locaties van zowel GCC Edda Huzid als van RP Edda Huzid zijn bezocht. De betwisting dat Docky ook het clubhuis van GCC Edda Huzid heeft bezocht, is tegenover de concrete stellingen van Docky terzake onvoldoende gemotiveerd.
3.4
Toen vervolgens de bevestiging van de overeenkomst werd gesteld op briefpapier van GCC Edda Huzid, met daarop onder meer het e-mailadres van GCC Edda Huzid en haar inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel, mocht Docky er vanuit gaan dat de overeenkomst met GCC Edda Huzid was gesloten. Ook in de algemene voorwaarden werd bij de weergave van de opdrachtnemer een aanduiding gehanteerd (“Golf- Congres- en Evenementenlocatie Edda Huzid”) die geen onderscheid suggereert tussen de ondernemingen van GCC Edda Huzid en RP Edda Huzid. Docky kan niet worden tegengeworpen dat zij het op de laatste bladzijde van de programmabevestiging vermelde faxnummer en antwoordnummer, die volgens de stellingen van GCC Edda Huzid van RP Edda Huzid waren, niet heeft gecontroleerd. De bij memorie van grieven gedane suggestie dat de brief van 12 juli 2011 zoals die in het geding is gebracht geen afschrift van de originele brief is maar dat dit mogelijk een latere, in de hectiek van het faillissement, op verkeerd briefpapier opnieuw afgedrukte versie is, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Bovendien laat dat onverlet dat de eerste pagina van de programmabevestiging, die volgens GCC Edda Huzid wel een kopie is, op hetzelfde briefpapier is afgedrukt.
3.5
De aan Docky gezonden factuur van 5 maart 2012 had eenzelfde layout als de brief van 12 juli 2011 en de programmabevestiging, met dezelfde koptekst. Dat gevraagd werd te betalen op een rekeningnummer van “Congres & Evenementencentrum Edda Huzid BV” (een niet bestaande vennootschap, maar zonder “BV” de handelsnaam van RP Edda Huzid) behoefde voor Docky evenmin aanleiding te zijn om te denken met een andere rechtspersoon dan de op de bevestiging van de overeenkomst en de programmabevestiging vermelde vennootschap te hebben gecontracteerd. De wisselende aanduidingen op de brieven en facturen konden voor Docky veeleer aanleiding zijn om te veronderstellen dat tussen de ondernemingen geen (formeel) onderscheid bestond (populair gezegd: dat het “één pot nat” was) en dat “Congres & Evenementencentrum Edda Huzid” louter als betaaladres werd aangewezen. Dat geldt ook voor zover in de algemene voorwaarden RP Edda Huzid als betaaladres werd aangewezen. Evenmin acht het hof de tekst en layout van de factuur van 14 juli 2011 zodanig onderscheidend dat Docky daaruit had moeten begrijpen dat, anders dan in de opdrachtbevestiging is vermeld, niet GCC Edda Huzid maar RP Edda Huzid haar contractspartij was of dat zij daarover navraag had moeten doen. De door GCC Edda Huzid als productie 5 bij memorie van grieven overgelegde offerte kan evenmin tot een ander oordeel leiden, omdat ook deze onvoldoende duidelijkheid verschaft.
3.6
Bij memorie van grieven heeft GCC Edda Huzid aangevoerd dat in de correspondentie met Docky uitdrukkelijk de benaming en gegevens van RP Edda Huzid werden vermeld. De overgelegde producties bieden voor deze, door Docky weersproken, stelling evenwel geen grond. Uit de door GCC Edda Huzid bij conclusie van antwoord en voorwaardelijke vordering in reconventie overgelegde e-mailcorrespondentie volgt juist dat gebruik werd gemaakt van e-mailadressen met uitsluitend de extensie “eddahuzid.nl” en dat in die correspondentie de website “www.eddahuzid.nl” wordt genoemd. Concrete verwijzingen naar RP Edda Huzid heeft het hof daarin niet aangetroffen. Nu GCC Edda Huzid deze stelling overigens niet heeft onderbouwd of concreet verwezen heeft naar correspondentie waaruit de door haar gestelde conclusie zou kunnen worden getrokken, gaat het hof daaraan voorbij. De verwijzing naar de bij de drukproef van het programma gegeven routebeschrijving (productie 3 bij memorie van grieven) kan GCC Edda Huzid ook niet baten. Op deze routebeschrijving wordt, zowel in de tekst als in de voettekst, juist zowel naar Golf- Congres- en Evenementencentrum Edda Huzid als naar Golf- en Countryclub Edda Huzid verwezen. Ook daaruit hoefde Docky niet af te leiden dat zij met een andere partij dan GCC Edda Huzid had gecontracteerd.
3.7
Ook indien, zoals GCC Edda Huzid heeft gesteld, medewerkers van RP Edda Huzid onbevoegd briefpapier van GCC Edda Huzid hebben gebruikt en het geen medewerkers van GCC Edda Huzid zijn geweest die de besprekingen met Docky hebben gevoerd en de overeenkomst hebben ondertekend, geldt dat Docky onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat GCC Edda Huzid bij het sluiten van de overeenkomst werd vertegenwoordigd door personen aan wie GCC Edda Huzid daartoe een toereikende volmacht had verleend. Door de vergaande (schijn van) vervlechting tussen beide ondernemingen en hun gezamenlijke presentatie aan het publiek, en de kennelijke mogelijkheid voor de medewerkers van RP Edda Huzid om gemakkelijk over het briefpapier van GCC Edda Huzid te beschikken, heeft GCC Edda Huzid de schijn in het leven geroepen, of in ieder geval gelaten, dat de medewerkers van RP Edda Huzid (ook) bevoegd GCC Edda Huzid vertegenwoordigden. Deze feiten en omstandigheden komen voor risico van GCC Edda Huzid en daaruit kan naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid worden afgeleid.
3.8
Door GCC Edda Huzid zijn voor het overige geen omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie aanleiding geven. De stelling dat Docky in 2007 al eens gecontracteerd zou hebben met RP Edda Huzid, heeft GCC Edda Huzid onvoldoende onderbouwd. GCC Edda Huzid verwijst (bij memorie van grieven onder 52 en 53) naar producties die niet zijn bijgevoegd. Ook de stelling dat Docky er niet vanuit ging dat zij met GCC Edda Huzid gecontracteerd had omdat zij immers reageerde op een publicatie in de krant die uitsluitend over RP Edda Huzid ging, mist doel. Waar Docky redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, ligt het voor de hand dat zij ook daadwerkelijk daarop heeft vertrouwd, zodat daarvan moet worden uitgegaan, tenzij GCC Edda Huzid het tegendeel aannemelijk weet te maken (vergelijk HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9414, NJ 2004/460). Dat heeft GCC Edda Huzid nagelaten. Dat Docky reageerde op een publicatie waarin “Edda Huzid” wordt genoemd is, gelet op het gebrek aan een naar buiten toe voldoende kenbaar identiteitsverschil tussen GCC Edda Huzid en RP Edda Huzid, begrijpelijk en vormt onvoldoende aanwijzing dat zij er vanuit ging niet met GCC Edda Huzid maar met RP Edda Huzid te hebben gecontracteerd. Voor het overige is in dit verband door GCC Edda Huzid onvoldoende aangevoerd.
3.9
Het staat dan ook vast dat GCC Edda Huzid als contractspartij van Docky moet worden beschouwd. GCC Edda Huzid is haar verbintenissen uit de overeenkomst met Docky niet nagekomen. Tegenover het beroep op ontbinding van de overeenkomst door Docky, heeft GCC Edda Huzid zich op het standpunt gesteld dat zij niet (tijdig) in gebreke is gesteld en dat sprake was van schuldeisersverzuim.
3.1
Het verweer van GCC Edda Huzid dat zij niet in verzuim verkeerde, faalt. Docky heeft GCC Edda Huzid bij brief van 14 mei 2012 (productie 5 bij conclusie van antwoord en voorwaardelijke vordering in reconventie) in de gelegenheid gesteld om te bevestigen dat zij de overeenkomst gestand zal doen. GCC Edda Huzid heeft daarop niet bevestigend gereageerd. Uit de eigen stellingen van GCC Edda Huzid volgt dat zij zich niet als contractspartij van Docky beschouwde en zich om die reden niet tot nakoming gehouden achtte (zie ook de brief van 23 mei 2012 van GCC Edda Huzid aan Docky, productie 7 bij conclusie van antwoord en voorwaardelijke vordering in reconventie). Daaruit mocht Docky afleiden dat GCC Edda Huzid haar verbintenissen uit de overeenkomst niet zou nakomen. GCC Edda Huzid heeft ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat, zoals Docky ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft gesteld, namens GCC Edda Huzid is verklaard dat zij niet wilde en niet kon nakomen. Tussen partijen staat vast dat Docky is aangeboden om het feest slechts in “uitgeklede” vorm te laten doorgaan; ook daaruit mocht Docky afleiden dat GCC Edda Huzid zou tekortschieten in de nakoming van haar verbintenissen. Onder deze omstandigheden is het verzuim zonder ingebrekestelling ingetreden.
3.11
Anders dan GCC Edda Huzid veronderstelt, levert de omstandigheid dat Docky de derde aanbetaling, die volgens de overeenkomst voor 30 april 2012 diende te zijn verricht, niet heeft gedaan, niet zonder meer schuldeisersverzuim zoals bedoeld in artikel 6:266 BW op. Daarvoor is nodig dat Docky de nakoming van de verbintenis door GCC Edda Huzid verhinderde doordat Docky de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleende of doordat een ander beletsel aan haar zijde opkwam (artikel 6:58 BW) of dat GCC Edda Huzid de nakoming van haar verbintenis jegens Docky bevoegdelijk had opgeschort omdat Docky aan haar betalingsverplichting niet had voldaan (artikel 6:59 BW). De situatie van artikel 6:58 BW doet zich in dit geval niet voor en evenmin is gesteld of gebleken dat GCC Edda Huzid de nakoming van haar verbintenis had opgeschort. GCC Edda Huzid kan dan ook niet ter afwering van de vordering aan Docky met succes tegenwerpen dat zij niet alsnog een derde aanbetaling heeft gedaan.
3.12
Door GCC Edda Huzid is niet, althans niet voldoende concreet en specifiek, bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Voor zover door GCC Edda Huzid in hoger beroep bewijs is aangeboden, betreft dat stellingen waarover door GCC Edda Huzid onvoldoende is gesteld (zodat aan bewijs niet wordt toegekomen) of betreft het feiten die niet voldoende zijn om te kunnen concluderen dat Docky niet met GCC Edda Huzid heeft gecontracteerd of om anderszins tot andere conclusies te kunnen komen. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
3.13
De slotsom is dat alle grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. GCC Edda Huzid zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Docky zullen worden vastgesteld op:
  • griffierecht € 1.862,-
  • salaris advocaat € 3.262,- (2 punten x tarief IV).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van 16 januari 2013;
veroordeelt GCC Edda Huzid in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Docky vastgesteld op € 1.862,- voor verschotten en op € 3.262,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest wat betreft deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.B. Beekhoven van den Boezem, S.M. Evers en F.J.P. Lock, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2015
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.