ECLI:NL:GHARL:2015:10203

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
16-661336-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot opheffing van voorlopige hechtenis door rechter-commissaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 21 mei 2015 het verzoek van de verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De verdachte was op 21 april 2015 door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland in bewaring gesteld voor een termijn van veertien dagen. De tenuitvoerlegging van dit bevel was geschorst tot de terechtzitting van 20 juli 2015. De verdachte heeft op 6 mei 2015 een verzoek ingediend om de voorlopige hechtenis op te heffen, maar dit verzoek werd door de meervoudige raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland afgewezen. Het hof oordeelde dat zolang het onderzoek ter terechtzitting nog niet was aangevangen, beslissingen over het opheffen of schorsen van de bewaring door de rechter-commissaris genomen moesten worden. De meervoudige raadkamer was derhalve niet bevoegd om het verzoek te behandelen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis alsnog door de rechter-commissaris behandeld dient te worden. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 63 en 64 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Arnhem
pkn: 16-661336-15
avnr: 000895-07
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende op het adres [woonplaats] .
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 mei 2015, voor zover houdende de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 26 mei 2015.

OVERWEGINGEN:

Op 21 april 2015 heeft de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland tegen verdachte een bevel tot bewaring verleend voor een termijn van veertien dagen.
De tenuitvoerlegging van het bevel tot bewaring is geschorst met ingang van 21 april 2015 tot de terechtzitting van 20 juli 2015.
Verdachte heeft bij verzoekschrift van 6 mei 2015 aan de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, verzocht de op (grond van) het bevel tot bewaring berustende en momenteel van rechtswege geschorste voorlopige hechtenis op te heffen. Het verzoek is behandeld door de meervoudige raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. De raadkamer heeft bij beschikking van 21 mei 2015 het verzoek afgewezen. Verdachte heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.
Zolang het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen, worden beslissingen omtrent het opheffen of schorsen van de bewaring genomen door de rechter-commissaris. De meervoudige raadkamer was derhalve niet bevoegd het verzoek te behandelen en daarop te beslissen.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom vernietigen en bepalen, dat het door verdachte gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis alsnog dient te worden behandeld door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 63 en 64 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof vernietigt de beslissing waarvan beroep en bepaalt dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden behandeld door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland.
Aldus gegeven op 10 juni 2015 door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, Y.A.J.M. van Kuijck en P.R. Wery, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.