ECLI:NL:GHARL:2015:10196
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaak tegen verdachte zonder bekende woon- of verblijfplaats
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een strafzaak tegen een verdachte die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, dat op 6 oktober 2014 was gewezen. Het parketnummer van de eerste aanleg was 96-152514-14. Tijdens de zitting op 13 oktober 2015 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die na voorlezing aan het hof is overgelegd.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen schriftelijke of mondelinge bezwaren heeft ingediend tegen het vonnis van de politierechter. Gezien het ontbreken van bezwaren en de omstandigheden van de zaak, heeft het hof besloten om toepassing te geven aan artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk kan verklaren in het hoger beroep als er geen redenen zijn voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.
De beslissing van het hof was dan ook om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. I.I.D. Leene, en is op 13 oktober 2015 ter openbare terechtzitting bekendgemaakt. Het hof heeft de zaak behandeld met de samenstelling van de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij mr. M.S. Groenhuijsen niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.