In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder verzocht om opheffing van het bewind, dat in 2010 was ingesteld vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, als gevolg van verslaving en een grote schuldenlast. In 2012 was de schuldsaneringsregeling (WSNP) van toepassing verklaard, en in 2014 was deze beëindigd met een schone lei voor de rechthebbende.
De rechthebbende stelde dat er geen noodzaak meer bestond voor het voortduren van het bewind, aangezien hij zijn verslavingen had overwonnen en zijn financiële situatie had verbeterd. De bewindvoerder daarentegen betoogde dat de rechthebbende nog steeds niet in staat was om zijn financiën zelfstandig te beheren, en dat het bewind daarom moest blijven bestaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2015 heeft de rechthebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij zich in een afbouwtraject bevond en dat hij geen extra bedragen meer had aangevraagd sinds maart 2015.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de rechthebbende voldoende in staat moet worden geacht om zijn eigen belangen weer waar te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende geen verslavingen meer heeft en dat hij zijn financiële verplichtingen correct is nagekomen. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland vernietigd en het bewind opgeheven, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad.