In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de vrouw vervangende toestemming is verleend om met de kinderen te verhuizen naar [F]. De man, de verzoeker in hoger beroep, verzet zich tegen deze verhuizing en heeft een verzoek ingediend om de werking van de beschikking te schorsen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep op 1 december 2015 behandeld en de belangen van beide partijen en de kinderen afgewogen. De man stelt dat de verhuizing in strijd is met de afspraken die in het ouderschapsplan zijn gemaakt en dat het in het belang van de kinderen is om in hun huidige omgeving te blijven. De vrouw daarentegen heeft al voorbereidingen getroffen voor de verhuizing en stelt dat het in het belang van de kinderen is om naar [F] te verhuizen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar huurwoning in [B] heeft opgezegd en dat de kinderen per 1 december 2015 naar school in [F] zouden gaan. De man heeft echter betoogd dat de kinderen, gezien hun leeftijd en de recente scheiding, niet gebaat zijn bij een verhuizing. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de kinderen zwaarder wegen dan die van de vrouw en heeft besloten de werking van de beschikking van de rechtbank te schorsen. Tevens heeft het hof de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en om advies uit te brengen over de zorgregeling.
De beslissing van het hof houdt in dat de vrouw niet met de kinderen mag verhuizen totdat er meer duidelijkheid is over de situatie en de belangen van de kinderen zijn gewogen. Het hof heeft de Raad verzocht om vóór 1 maart 2016 te rapporteren over de voortgang van het onderzoek.