In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitbreiding van een zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren op 17 maart 2004. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 11 juni 2015 aangevochten, waarin de zorgregeling tussen de vader en de minderjarige was gewijzigd. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) af te wijzen. De GI had verzocht om de zorgregeling uit te breiden met een extra omgangsmoment op donderdagmiddag na schooltijd.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige en dat de kinderen bij de moeder wonen. De moeder heeft bezwaren geuit tegen de wijziging van de zorgregeling, maar het hof oordeelde dat de GI bevoegd was om het verzoek in te dienen, aangezien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk was. Het hof heeft de argumenten van de moeder, waaronder het vermeende misbruik van bevoegdheid door de GI en strijd met de rechtszekerheid, niet gevolgd.
Het hof heeft geconcludeerd dat de uitbreiding van de zorgregeling met de donderdagmiddag in het belang van de minderjarige noodzakelijk is, gezien zijn verstandelijke beperking en de behoefte aan rust en duidelijkheid. De ouders hebben aangegeven dat de minderjarige het leuk vindt bij de vader en dat de zorgregeling goed verloopt. Het hof heeft de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigd, maar ook bepaald dat de ouders alleen in overleg met de gezinsvoogd van de zorgregeling kunnen afwijken zolang de minderjarige onder toezicht staat. Daarnaast heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de ambulante begeleiding van de minderjarige, aangezien deze niet meer van toepassing was.