ECLI:NL:GHARL:2015:1

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 januari 2015
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
200.101.401-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling gevolgschade van lekkage waterleiding woonhuis

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 januari 2015, gaat het om de vaststelling van gevolgschade als gevolg van lekkage in een woonhuis. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hebben in eerste aanleg een eis ingediend tegen de geïntimeerde, [geïntimeerde], met betrekking tot schade die is ontstaan door een lekkage in de waterleiding van hun woning. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest op 29 oktober 2013, waarin het hof heeft overwogen dat de lekkage het normaal gebruik van de woning heeft belemmerd. Het hof heeft de geïntimeerde toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, wat heeft geleid tot getuigenverhoren in januari en maart 2014.

Tijdens de getuigenverhoren hebben zowel de appellanten als de geïntimeerde verklaringen afgelegd over de toestand van de woning en de lekkage. De getuigenverklaringen van de appellanten en hun getuigen wezen op significante schade aan de vloer en de constructie als gevolg van de lekkage. De getuigenverklaring van de geïntimeerde bood onvoldoende bewijs om het vermoeden van schade te ontzenuwen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen van de appellanten, waaronder aannemer [getuige], de schade bevestigden en dat de geïntimeerde niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de appellanten niet aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de geïntimeerde aansprakelijk is voor de gevolgschade die de appellanten hebben geleden door de lekkage. De appellanten hebben de kosten van herstel van de vloer en de ondersteuning daarvan geclaimd, en het hof heeft deze kosten, inclusief de kosten van de laminaatvloer, toegewezen. De totale schadevergoeding is vastgesteld op € 5.208,10, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2010. De geïntimeerde is veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.101.401/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 125142/HA ZA 11-209)
arrest van de eerste kamer van 6 januari 2015
in de zaak van

1.[appellant 1],

hierna:
[appellant 1],
2. [appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 2],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. R. Skála, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.H. Linstra, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 29 oktober 2013 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 13 januari 2014 en op 24 maart 2014 een getuigenverhoor plaatsgevonden. De hiervan opgemaakte processen-verbaal bevinden zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Daarna heeft [geïntimeerde] een memorie na enquête genomen en hebben [appellanten] een antwoordakte na enquête genomen.
1.3
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
In rechtsoverweging 6.8 van het tussenarrest van 16 juli 2013 heeft het hof overwogen dat voorshands voldoende is aangetoond dat de lekkage in de weg heeft gestaan aan het normaal gebruik van de woning als woonhuis. Bij voormeld tussenarrest van 29 oktober 2013 heeft het hof [geïntimeerde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van dit vermoeden.
2.2
Nu het hier om tegenbewijs gaat, is het voor het slagen van de bewijsopdracht voldoende dat het vermoeden van het hof wordt ontzenuwd.
De bepaling in artikel 164 lid 2 Rv over de beperkte bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige geldt niet voor tegenbewijs. Dit brengt mee dat voor de verklaring van [geïntimeerde] als getuige niet de beperking van artikel 164 lid 2 Rv geldt.
2.3
Om het tegenbewijs te leveren heeft [geïntimeerde] zichzelf en haar makelaar, [makelaar], als getuigen doen horen. [appellanten] hebben in contra-enquête [appellant 1] zelf en [getuige], aannemer te [woonplaats], als getuigen doen horen.
2.4
[geïntimeerde] heeft het volgende verklaard:
"Ik heb zelf nooit iets gemerkt van lekkage in de woning. Er was geen sprake van verzakking van de vloer in de woonkamer. De vloer liep recht maar wel een beetje af, zoals dat wel vaker is in oude woningen. Ik heb niet met de heren [appellant 2] en [appellant 1] gesproken over de toestand van de vloer ten tijde van de koop. Op een vraag van mr. Lindstra antwoord ik dat ook niet is gesproken over het feit dat als gevolg van het weghalen van de glazendeuren in de jaren 50 de vloer in de woonkamer is verzakt. Ik ben door de heren aangesproken toen ik langs de woning fietste. Ik heb toen van buiten af door het raam naar binnen gekeken en heb gezien dat de achterste twee planken aan de linkerzijde waren verwijderd en dat er een opening was in de vloer. Voor het overige lag de vloer er nog net zo bij als toen ik de woning verlaten had. Ik heb geen waterpartijen gezien. Ik heb niet onder de vloer kunnen kijken. Naar mijn mening was er geen sprake van een situatie die afbreuk deed aan het veilig en duurzaam kunnen wonen in de woning. Op een vraag van mr. Skála antwoord ik dat ik geen bouwkundige ervaring heb."
2.5
[makelaar] heeft verklaard:
"
Ik ben als verkopend makelaar betrokken geweest bij de verkoop van [adres 1] te [woonplaats]. Na de verkoop werd ons kantoor gebeld door de kopers dat er problemen waren. Dat was in augustus na de levering. Ik ben toen gaan kijken. Ik kan mij herinneren dat er een loden leiding was. Ook was er een klacht over lekkage. Ik heb de lekkage zelf niet gezien maar ik heb wel gezien dat de watermeter liep terwijl er geen water gevraagd werd. Het huis was leeg. De kopers waren aanwezig samen met een installateur of deskundige. Achter de voordeur was een luik in de vloer waar de watermeter zat. Daar vandaan kon je zien hoe de leiding zich vertakte. In de woonkamer lag een strokenparketvloer die open gemaakt moest worden om onder de vloer te kunnen kijken. Aan de zijkant van de kamer zijn planken eruit gehaald. Ik heb in de kruipruimte gekeken. Je zag zand dat droog was. Ook zag ik een kuil. Verder zag ik stiepen die enigszins verzakt waren. Met stiepen bedoel ik stenen muurtjes die de balkenvloer hier en daar ondersteunen. U vraagt mij hoeveel stiepen er verzakt waren. Dat kan ik mij zo niet herinneren. Ze waren hier en daar afgebrokkeld. Ik kan mij niet herinneren dat ik stiepen heb gezien waar hele stenen uit verdwenen waren.
Ten tijde van de koop was de vloer een keurig glanzende parketvloer. Het was een stabiele vloer die niet veerde. Er was geen sprake van een waarneembare verzakking. Er is ten tijde van de koop opgemerkt dat de vloer wat scheef was maar verder is over de vloer niet gesproken. Ik heb dit nog nagevraagd bij collega [collega] die bij de oplevering aanwezig was. Ook in zijn herinnering is niet over de vloer gesproken.
Toen ik het huis weer verliet nadat ik onder de vloer had gekeken was de lekkage nog steeds niet gevonden. De kopers en de installateur zijn met hun onderzoek doorgegaan. Mr. Lindstra vraagt mij of wat ik heb gezien duidt op gevaar voor doorzakken of een onveilige situatie. Dat was in mijn ogen beslist niet het geval. De vloer bestond uit een stevig pakket dat voldoende stevigheid van zichzelf had. Er was sprake van een plankenvloer die op de balklaag lag met daar bovenop een onderplaat en daarbovenop de parketstroken. Ik heb niet gezien dat met de balkenlaag iets aan de hand was.
Op vragen van mr. Skála antwoord ik als volgt. Ik ben niet onder de vloer geweest. Ik kan mij niet herinneren of ik een zaklamp heb gebruikt maar deze heb ik meestal wel bij me. Mr Skála toont mij de foto's op bladzijde 16 en 17 van productie 4 bij de memorie van grieven. Ik zie daarop rechts achterin bij de radiator een gat in de vloer. Van buitenaf gezien is dat aan de voorzijde van de woning aan de linkerkant van de woonkamer. Ik kan mij niet herinneren dat dit het gat was waar ik in heb gekeken. In mijn beleving zat het gat in de vloer meer halverwege de zijkant van de muur rechts op de foto."
2.6
[appellant 1] heeft - voor zover relevant - verklaard:
"(…)
Op uw verzoek maak ik een tekening van de situatie. U zegt dat deze tekening aan het proces verbaal zal worden gehecht. Achter de voordeur zat een houten luik. Daaronder zat de waterleiding en de watermeter en enkele kranen om leidingen af te sluiten. Aan de voorzijde van de woonkamer hebben wij een gat gemaakt om onder de vloer te kunnen kijken. Wij zagen daar een loden leiding waar waterdruk op stond. Het is dit gat dat mevrouw [makelaar] heeft gezien tijdens haar bezoek. Je kon vanuit dit gat met een zaklantaarn een eindje onder de vloer kijken en dan kon je zien dat bij de stiepen kuilen zaten halverwege de kamer. Ook mevrouw [makelaar] heeft dat waargenomen. Omdat verder onderzoek nodig was hebben wij de vloerdelen aan de zijkant van de woning verwijderd tot ongeveer ter hoogte van het toilet en de woonkamerdeur naar de gang. Ik heb dat op de tekening weergegeven. Daar was mevrouw [makelaar] niet bij. Bij het kruis op de tekening ter hoogte van het toilet eindigde de loden leiding in het zand. De leiding was afgeknepen maar er sijpelde behoorlijk wat water uit. Het zand eromheen was nat en weggeslagen. Er waren gemetselde stiepen en houten stiepen. Sommige houten stiepen stonden niet meer op de grond maar hingen aan de vloer.
Ik weet niet meer hoeveel precies, maar ik schat dat het er rond de zeven a acht waren. Een aantal gemetselde stiepen had geen verbinding meer met de vloer. Opvallend was dat bij sommige van deze stiepen blokjes hout waren tussengeplaatst om weer contact te maken met de vloer. Ik schat dat dat om drie a vier stiepen ging. De vloer was enigszins verend geworden. De beukenhouten vloer was goed vernageld, anders was het effect nog veel erger geweest.
De installateur die bij dit onderzoek aanwezig was was de heer [X]. Een of twee dagen later is ook aannemer [getuige] komen kijken.
(…)
Op vragen van mr. Skála antwoord ik als volgt: Ik ben onder de vloer geweest en ik heb vastgesteld dat de houten stiepen erg nat waren. Ze waren doordrenkt met water. Mr. Skála toont mij bladzijde 11 van de in het geding gebrachte foto's. Dat zijn inderdaad foto's die onder de bewuste vloer zijn genomen. De heer [X] en mevrouw [makelaar] hebben beide gezegd dat dit gebrek direct hersteld moest worden. Mevrouw [makelaar] heeft gezegd dat wij de rekening maar moesten toesturen. Het veren van de vloer is mij pas opgevallen nadat de lekkage was ontdekt, maar u moet weten dat wij in die ruimte niet bezig waren met werkzaamheden."
2.7
[getuige] heeft het volgende verklaard:
"
Ik weet waar het vandaag over gaat. Ik heb geen stukken uit het dossier gelezen. Ik heb wel vooraf gesproken met meneer [appellant 1]. Het was voor mij erg lang geleden, maar door dat gesprek met [appellant 1] begon het allemaal weer te dagen. Ik ben een aantal jaren geleden op zijn verzoek in een woning geweest aan de [adres 2] in [woonplaats]. Ik ben niet de vaste aannemer van [appellant 1] en [appellant 2]. Ik weet niet waarom ze mij gevraagd hebben, misschien omdat ik de heer [appellant 1] op een klus was tegengekomen. Ik begreep dat er lekkage was geweest en ze wilden dat ik onder de vloer kwam kijken. Op uw verzoek maak ik een tekening van wat ik heb waargenomen. Het bovenste deel van de tekening is de kamer waar het over ging met daarnaast de gang en de voordeur. Dit soort kamers zijn vroeger allemaal en suite geweest. Het voorste deel van deze kamer had een houten vloer en het achterste deel een betonnen vloer. Vanaf de weg gezien zat links aan de voorzijde een gat in de vloer. De rest van de vloer was niet open. Vanuit het gat kon je onder de vloer kijken en ik ben ook onder de vloer geweest. Het onderste deel van de tekening geeft de situatie weer onder de vloer. Je ziet de balklaag en daaronder houten stutten die op hun beurt op metselwerk steunen. Normaal gesproken is het zand op de bodem vlak, maar hier was het zand hobbelig en met kuilen. Aan de houten stutten kon je zien dat er vocht in was opgetrokken vanaf de onderzijde. Aan de verkleuring kon je zien tot hoe hoog het water was gekomen. Op sommige stutten zaten weer keggen om contact met de balklaag te krijgen. Er lag een oude loden leiding en die was afgeknepen en gesoldeerd. Het was dus een doodlopend stuk maar er stond waterdruk op en ik zag er ook water uit komen. Er kwam een behoorlijke straal water uit. Verder heb ik gezien dat de vloer enigszins doorzakte.
Ik heb geen werkzaamheden aan de vloer uitgevoerd. Wel heb ik een offerte uitgebracht voor de te verrichten herstelwerkzaamheden.
Op vragen van mr. Skála antwoord ik als volgt:
De vloer steunde niet meer overal op de stutten. Sommige stutten waren aangetast. Ik bedoel daarmee zacht geworden door het vocht. Ik heb dat bij ongeveer zes a acht stutten gezien. Maar ik ben niet helemaal onder de vloer op alle plekken geweest. Het was vochtig en geen pretje om daar rond te kruipen. Het zand was nat."
2.8
Het hof acht, anders dan [geïntimeerde], onvoldoende gebleken dat getuige [getuige] niet vrijelijk heeft verklaard over wat hij zelf heeft waargenomen. De getuigenverklaring van [getuige] kan dus als bewijs dienen (artikel 163 Rv).
2.9
Het hof stelt vast dat uit de getuigenverklaring van [geïntimeerde] blijkt dat zij niet onder de door [appellanten] opengebroken vloer heeft gekeken, zodat zij niet kan verklaren over de toestand op dat moment onder de vloer en over de gevolgen die de lekkage tot dan voor de vloer heeft gehad.
2.1
Uit de getuigenverklaring van [makelaar] volgt dat zij in de kruipruimte heeft gekeken, maar niet onder de vloer is geweest en de lekkage niet heeft gezien omdat die op dat moment nog niet was gevonden, wat getuige [appellant 1] heeft bevestigd.
2.11
[makelaar] heeft als getuige verder verklaard dat zij door het gat een kuil heeft gezien en spieken die enigszins verzakt waren c.q. hier en daar afgebrokkeld waren. Haar getuigenverklaring is in lijn met wat zij in haar brief van 1 september 2010 aan [geïntimeerde] heeft meegedeeld:
"Dan is te zien dat de spieken waarop de vloer rust in het midden verzakt zijn, de vloer is dus als het ware scheef. Dit verklaart waarschijnlijk ook de verlaging in de vloer, daar waar de spieken verzakt zijn zit een grote kuil in de kruipruimte. Dit zou mogelijk van de lekkage kunnen zijn."
2.12
Voor zover [makelaar] heeft verklaard dat wat zij heeft gezien naar haar mening niet duidde op gevaar voor doorzakken van de vloer of gevaar voor een onveilige situatie, omdat de vloer uit een stevig pakket bestond dat voldoende stevigheid van zichzelf had, wordt dit niet door de andere getuigen bevestigd
.De omstandigheid dat de spieken kennelijk onderdeel van de draagconstructie van de vloer vormen, maakt ook dat niet zonder meer aannemelijk is dat deze zonder gevolgen (op lange termijn) voor die vloer hun functie mogen verliezen.
2.13 (
(Partij)getuige [appellant 1] heeft verklaard dat hij onder de vloer is geweest en daarbij heeft gezien dat het zand rond de lekkende loden waterleiding nat was en weggeslagen was. Volgens hem stonden sommige houten stiepen niet meer op de grond maar hingen zij aan de vloer en hadden sommige gemetselde stiepen geen verbinding meer met de vloer.
2.14
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op verzoek van [appellanten] onder de vloer is geweest en daarbij heeft gezien dat de zandvloer hobbelig en met kuilen was. De vloer steunde volgens hem niet meer overal op de stutten. Verder heeft getuige [getuige] verklaard dat hij niet overal onder de vloer is geweest omdat het zand nat was.
2.15
Het hof is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van de getuigen [geïntimeerde] en [makelaar] tezamen het vermoeden dat de lekkage in de weg heeft gestaan aan normaal gebruik van de woning als woonhuis, niet ontzenuwen. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat de verklaring van getuige [getuige] dat vermoeden bevestigt. Ten overvloede wijst het hof er nog op dat ook de verklaring van partijgetuige [appellant 1] hiermee spoort.
2.16
[geïntimeerde] heeft in haar memorie na enquête onder 3 wederom verdedigd dat [appellanten] niet aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan. Dit verweer is afgewezen in de rechtsoverwegingen 6.10 tot en met 6.13 van voormeld tussenarrest. [geïntimeerde] heeft in haar memorie na enquête in aanvulling op dat verweer aangevoerd dat zij niet als verklaring voor de verzakking van de vloer heeft gegeven dat de kamer en suite is geweest. Het hof oordeelt dat, nu [geïntimeerde] zelf in de lichte verzakking nimmer aanleiding heeft gezien om te twijfelen aan de constructie van de vloer, niet valt in te zien waarom [appellanten] dit wel hadden moeten doen.
2.17
Dit betekent dat [geïntimeerde] gehouden is de gevolgschade die als gevolg van de lekkage voor [appellanten] is opgetreden, te vergoeden. Het hof overweegt dat het daarbij gaat om de schade die door de lekkage aan de ondersteuning van de vloer is opgetreden en om de kosten van herstel van de beukenvloer.
2.18
[appellanten] hebben gemotiveerd gesteld dat het nodig is geweest de gehele beukenvloer te vervangen, omdat zij het lek in de waterleiding slechts hebben kunnen ontdekken nadat de vloer over de gehele lengte was opengebroken, en dat de vloer vervolgens niet meer kon worden hersteld. Dit hebben zij onderbouwd met de in rechtsoverweging 3.11 van het tussenarrest van 16 juli 2013 weergegeven brief van [Y] van [Y] Parketservice van 23 mei 1012. [geïntimeerde] heeft dit onvoldoende betwist. Het hof gaat er daarom vanuit dat de gehele beukenvloer vervangen moest worden en dat de kosten daarvan als gevolgschade voor vergoeding door [geïntimeerde] in aanmerking komen.
2.19
[appellanten] hebben tijdens de comparitie in eerste aanleg gesteld dat zij de vloer en de ondersteuning van de vloer zelf hebben gerepareerd en dat zij om de geleden schade te kunnen onderbouwen offertes hebben opgevraagd. In appel hebben zij in aanvulling hierop gesteld de voor het herstel benodigde materialen bij [bedrijf Z] en bij Bouwbedrijf [Q] te hebben aangeschaft.
2.2
Hetgeen daarover nader is aangevoerd in de akte van [appellanten] van 4 december 2012 laat het hof buiten beschouwing, aangezien deze akte is geweigerd.
2.21
Het hof overweegt als volgt.
2.22
Van de in de onderdelen 34-37 van de memorie van grieven gevorderde schadeposten hebben naar het oordeel van het hof de volgende posten mogelijk betrekking op
gevolgschade:
- het in de offerte van [bedrijf Z] van 3 september 2010 geoffreerde bedrag van € 2.963,10 inclusief btw,
- het bedrag van de twee facturen van Bouwbedrijf [Q] van 9 september 2010 en 5 oktober 2010 groot € 506,94 inclusief btw en € 1.600,- inclusief btw.
[appellanten] hebben in aanvulling hierop vergoeding gevorderd van de door hen verrichte werkzaamheden. [appellanten] hebben volgens hun eigen verklaring 151,5 uur aan de vloer gewerkt tegen hun normale uurtarief van € 45,-. [appellanten] hebben hun totale vordering op een bedrag van € 6.381,97 gesteld. Tijdens het pleidooi in hoger beroep hebben [appellanten] verklaard dat hun recht op vooraftrek van btw gelet op hun werkzaamheden is gereduceerd tot 50 %.
2.23
[geïntimeerde] heeft betwist dat [appellanten] kosten hebben gemaakt voor het herstel van de vloer en het leggen van een laminaatvloer en dat [appellanten] de uren hebben gewerkt die zij in het door hen ingediende werkrooster hebben weergegeven. Ze wijst er verder op dat [appellanten] slechts een offerte van [bedrijf Z] hebben overgelegd. De verwijderde beukenvloer vertegenwoordigde volgens [geïntimeerde] nog een waarde. Voorts wil [geïntimeerde] een aftrek zien toegepast omdat [appellanten] een nieuwe voor een oude vloer hebben gekregen.
2.24
Het hof overweegt dat niet goed meer is na te gaan in hoeverre [appellanten] de in het werkrooster vermelde uren voor het herstel van de ondervloer en het verwijderen en leggen van de parketvloer hebben gewerkt. Het hof zal voor de vergoeding van de door [appellanten] gewerkte uren daarom aanknopen bij de offerte van [Y] Parketservice en van [bedrijf Z].
Laminaatvloer en materiaal
2.25
De kosten van de laminaatvloer hebben [appellanten] onderbouwd met de factuur van Bouwbedrijf [Q] van 5 oktober 2010 groot € 1.344,75 exclusief btw. Daarnaast hebben zij een factuur van Bouwbedrijf [Q] van 9 september 2010 van € 426,- exclusief btw voor materiaal in het geding gebracht. Uit deze facturen blijkt naar het oordeel van het hof van de levering van materiaal en van een laminaatvloer in de woning.
2.26
[geïntimeerde] heeft in het licht daarvan onvoldoende gemotiveerd betwist dat [appellanten] deze vloer en dat materiaal voor die prijs ten behoeve van de woning hebben gekocht van Bouwbedrijf [Q]. Met inachtneming van de niet betwiste stelling van [appellanten] dat de helft van de over dit bedrag berekende 19 % btw aftrekbaar is, berekent het hof de kosten van de aanschaf van de laminaatvloer en materiaal op € 1.344,75 + € 426,- + (0,5 x € 255,25) + (0,5 x 80,94), ofwel € 1.938,85 inclusief btw.
2.27
Dat de afgevoerde beukenvloer nog een waarde vertegenwoordigde is onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde offerte van [Y] Parketservice en het werkrooster van [appellanten] (de vloer is naar de stort gebracht) blijkt veeleer het tegendeel.
2.28
[geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd dat de door haar voorgestane aftrek "nieuw voor oud" hier aangewezen is, mede gelet op de uitlating van getuige [makelaar] dat de vloer ten tijde van de koop "een keurig glanzende parketvloer" was.
Kosten verbonden aan het verwijderen van de oude vloer en het leggen van de nieuwe vloer
2.29
De als productie 6 bij memorie van grieven overgelegde offerte van [Y] Parketservice van € 2.550,- exclusief btw heeft voor een bedrag van € 200,- exclusief btw betrekking op het verwijderen en afvoeren van de bestaande parketvloer en voor een bedrag van € 2.350,- op de laminaatvloer, het aanbrengen hiervan op de bestaande vloer en het afwerken met afdeklijsten.
2.3
Zoals hiervoor is overwogen, is een bedrag van € 1.344,75 exclusief aan Bouwbedrijf [Q] betaald voor de nieuwe vloer. Hiervan uitgaand blijft van het door [Y] Parketservice geoffreerde bedrag nog € 1.205,25 exclusief btw over voor het verwijderen van de oude vloer en voor het leggen van de nieuwe vloer.
2.31
Het hof zal het bedrag van € 1.205,25 als vergoeding toewijzen voor het door [appellanten] verwijderen van de oude vloer en leggen van de nieuwe vloer.
Herstel ondervloer
2.32
De kosten van het herstel van de ondervloer hebben [appellanten] onderbouwd met de offerte van [bedrijf Z] van € 2.490 exclusief btw. Dat bedrag ziet op € 426,- exclusief btw (wederom) voor materiaal en op 48 uur arbeid ad € 43,- exclusief btw ofwel € 2.064,- exclusief btw.
2.33
Het hof gaat ervanuit dat het van deze offerte deel uitmakende bedrag van € 426,- exclusief btw voor materiaal betrekking heeft op hetzelfde materiaal als waarvoor eenzelfde bedrag is betaald aan Bouwbedrijf [Q]. Het hof zal daarom het voor materiaal in de offerte van [bedrijf Z] opgenomen bedrag niet in de schadebegroting betrekken.
2.34
Het hof zal het door [bedrijf Z] geoffreerde bedrag van € 2.064,- exclusief btw toewijzen als vergoeding voor het door [appellanten] verrichte herstel van de ondervloer.
2.35
Als vergoeding van de gevolgschade acht het hof daarmee in totaal € 1.938,85 + € 1.205,25 + € 2.064,- ofwel € 5.208,10 toewijsbaar.
2.36
[appellanten] hebben verder vergoeding van de door hen gemaakte advocaatkosten gevorderd groot € 1.500,-.
2.37
Het hof overweegt dat [appellanten] niet hebben gespecificeerd dat zij kosten hebben gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in artikel 237 Rv tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De vordering tot vergoeding van deze kosten zal het hof daarom afwijzen.
2.38
De over het toe te wijzen bedrag vanaf 20 oktober 2010 gevorderde wettelijke rente zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Slotsom
2.39
De grieven slagen, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende zal het hof [geïntimeerde] veroordelen tot betaling van € 5.208,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2010 tot aan de datum van algehele voldoening.
2.4
[geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg (2 punten x tarief I ad € 384,-) en in hoger beroep (3 punten x tarief I ad € 632,-).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Groningen van 12 oktober 2011 en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellanten] van € 5.208,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2010 tot aan de datum van algehele voldoening,
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 768,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 403,81 voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.896,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 397,36 voor verschotten,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. G. van Rijssen en mr. F.J. Streppel en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
6 januari 2015.