ECLI:NL:GHARL:2014:9907

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
200.156.947
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van Nidos tot verzoeken om machtiging uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van Stichting Nidos om een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg in te dienen. De zaak betreft [verzoeker], een minderjarige die in Nederland verblijft en onder toezicht staat van Nidos. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2014, waarin Nidos was gemachtigd om [verzoeker] in een gesloten jeugdzorginstelling te plaatsen. Nidos had echter geen individueel mandaatbesluit overgelegd, wat volgens het hof noodzakelijk is voor een verzoek tot uithuisplaatsing.

Het hof heeft vastgesteld dat Nidos op grond van de wet niet behoort tot de kring van verzoekers die een machtiging tot uithuisplaatsing kan aanvragen. Dit is in lijn met artikel 29d lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg, dat bepaalt dat Nidos niet bevoegd is om een verzoek tot uithuisplaatsing in te dienen. Het hof heeft de argumenten van Nidos, die stelde dat er sprake was van een omissie van de wetgever, verworpen. De wet is duidelijk en biedt geen ruimte voor interpretatie in het voordeel van Nidos.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kinderrechter wordt vernietigd en dat Nidos niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. Dit benadrukt het belang van een duidelijke wettelijke basis voor vrijheidsbenemende maatregelen, vooral in het kader van de rechten van minderjarigen. Het hof heeft de uitspraak openbaar gedaan, waarbij de griffier aanwezig was, en heeft de beslissing ondertekend door de rechters.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.156.947
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 371051)
beschikking van de familiekamer van 18 december 2014
inzake
[verzoeker],
verblijvende in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. J.A. Pieters te Utrecht,
en
Stichting Nidos,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: Nidos.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 4 juli 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 1 oktober 2014;
- een journaalbericht van mr. Pieters van 27 oktober 2014, ingekomen op 29 oktober 2014, met als bijlage een brief van 27 oktober 2014 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 november 2014 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en vergezeld van een tolk [A]. Namens Nidos is verschenen [B].
2.3
Ter mondelinge behandeling heeft Nidos het publicatiebericht van het Mandaatbesluit Bureaus Jeugdzorg ten behoeve van Nidos in de Staatscourant van 27 mei 2014, nr. 15084, overgelegd alsmede een kopie van een brief van Bureau Jeugdzorg Groningen (verder te noemen: BJG) van 15 april 2014 met als bijlage een mandaatbesluit van BJG ten behoeve van Nidos.
2.4
Het hof heeft een leespauze ingelast om mr. Pieters in de gelegenheid te stellen behoorlijk van dat mandaatbesluit kennis te nemen en zich deugdelijk voor te bereiden op een verweer daartegen. De mondelinge behandeling is hiertoe korte tijd geschorst.
2.5
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen een brief van mr. Pieters van 17 november 2014 en de reactie van Nidos daarop bij brief van
20 november 2014.

3.De vaststaande feiten

3.1
[verzoeker] is op [geboortedatum] 1998 geboren te [geboorteplaats], Afghanistan. Hij verblijft sinds
18 september 2013 in Nederland. Hij heeft asiel in Nederland aangevraagd, maar dit verzoek is bij uitspraak van 11 maart 2014 afgewezen.
3.2
Bij beschikking van 6 januari 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Nidos benoemd tot tijdelijke voogdes over [verzoeker].
3.3
Bij beschikking van 16 juni 2014 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op verzoek van Nidos een voorlopige machtiging verleend om [verzoeker] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, zonder een daartoe strekkend indicatiebesluit, met ingang van 16 juni 2014 tot
14 juli 2014 en het aansluitende verzoek van de stichting tot plaatsing van [verzoeker] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden aangehouden.
3.4
BJG heeft op 26 juni 2014 ten behoeve van Nidos een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg (verder: WJZ). BJG heeft verklaard dat zich hier een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Een gedragswetenschapper, behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft verklaard in te stemmen met deze verklaring van BJG.
3.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter Nidos gemachtigd [verzoeker] met ingang van 4 juli 2014 in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en verblijven, zoals bedoeld in het indicatiebesluit van 26 juni 2014 zonder kenmerk, voor de termijn van zes maanden, te weten tot 4 januari 2015.
3.6
[verzoeker] is geplaatst in een instelling in [woonplaats].

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 29a WJZ is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
4.2
Het hof ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of Nidos bevoegd is een verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg te doen.
4.3
Ingevolge artikel 1:254 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige die zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of lichamelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, onder toezicht stellen van een stichting als bedoeld in artikel 1 onder f WJZ. Ingevolge artikel 1:254 lid 2 BW kan de rechter een in het eerste lid bedoelde minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000) is ingediend en die in verband daarmee in een opvangcentrum voor asielzoekers verblijft, onder toezicht stellen van een daartoe door de Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon. Blijkens een besluit van de Minister van Justitie van 12 januari 2005 is Nidos aanvaard als rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1:254 lid 2 BW. Uit artikel 1:254 lid 6 BW blijkt, voor zover hier van belang, dat op een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid de bepalingen van afdeling 4 van overeenkomstige toepassing zijn. Hieruit volgt dat Nidos - evenals een stichting als bedoeld in artikel 1 onder f WJZ, de raad en het openbaar ministerie - een (verlenging van een) machtiging tot uithuisplaatsing kan verzoeken.
4.4
Nidos behoort op grond van artikel 29d lid 1 WJZ in samenhang met artikel 1 onder f WJZ echter niet tot de kring van verzoekers die een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan verzoeken. Nidos heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een omissie van de wetgever en dat Nidos als voogdij- en gezinsvoogdijinstelling in boek 1 BW dezelfde wettelijke positie heeft gekregen als stichtingen bedoeld in artikel 1 onder f van de WJZ. Nidos heeft als voogdij- en gezinsvoogdijinstelling dezelfde wettelijke bevoegdheden als de Bureaus Jeugdzorg. Voorts heeft Nidos gesteld dat in artikel 6.1.8 lid 2 van de nieuwe Jeugdwet, dat op 1 januari 2015 in werking treedt, is vermeld dat ingeval een gecertificeerde instelling de kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, deze ook het verzoek kan doen.
4.5
Het hof stelt bij de beoordeling van de vraag of Nidos bevoegd is een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg te verzoeken voorop dat sprake is van een als vrijheidsbeneming te kwalificeren maatregel. Deze vrijheidsbenemende maatregel, evenals het verzoek daartoe, dient een uitdrukkelijke grondslag te vinden in de wet, zulks mede bezien tegen de achtergrond van artikel 37 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, artikel 15 Grondwet en artikel 5 lid 1, aanhef en onder d, Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat bepaalt dat niemand zijn vrijheid mag worden ontnomen dan overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure, in het geval van rechtmatige detentie van een minderjarige: met het doel toe te zien op zijn opvoeding (zie ook Hoge Raad 31 mei 2013, LJN: BZ5422). Het hof stelt vast dat de wetgever Nidos op grond van artikel 1:254 lid 6 BW wel uitdrukkelijk de bevoegdheid heeft gegeven om een verzoek tot een (verlenging van een) machtiging uithuisplaatsing te doen. Nu Nidos niet behoort tot de expliciet genoemde kring van verzoekers die een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan verzoeken, is Nidos daartoe niet bevoegd. De stelling van Nidos dat sprake is van een omissie van de wetgever vindt geen steun in de wettekst, die duidelijk is, noch in de wetsgeschiedenis.
4.6
Nidos heeft ter mondelinge behandeling een mandaatbesluit overgelegd. Namens [verzoeker] is gesteld dat het door Nidos overgelegde mandaatbesluit te algemeen is geformuleerd en dat als de wetgever voor ogen had gehad dat Nidos in het algemeen alle verzoeken tot gesloten uithuisplaatsing zou mogen doen, dit ook zou zijn voorzien in de wet. Nidos stelt dat zij, op haar verzoek, van alle Bureaus Jeugdzorg in Nederland een mandaatbesluit heeft ontvangen, waardoor zij bevoegd is verzoeken tot gesloten plaatsing te doen. De mandatering is gepubliceerd in de Staatscourant van 27 mei 2014, nr. 15084. Nidos stelt in reactie op de stelling namens [verzoeker] dat het mandaatbesluit te algemeen is gesteld, dat het besluit ziet op mandatering van de bevoegdheid een verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg in te dienen. Een individueel besluit zal dezelfde strekking hebben als het onderhavige besluit van Bureau Jeugdzorg Groningen. Volgens Nidos, zal een individueel mandaatbesluit geen meerwaarde hebben. Nidos is bovendien een onafhankelijke instelling. Een algemeen mandaatbesluit belast zowel de medewerkers van Nidos als de medewerkers van de Bureaus Jeugdzorg zo min mogelijk, aldus Nidos.
4.7
Het hof is van oordeel dat op het door Nidos overgelegde algemene mandaatbesluit niet de bevoegdheid kan worden gebaseerd op grond waarvan Nidos een verzoek machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening van gesloten jeugdzorg ten behoeve van [verzoeker] kon verzoeken. Omdat Nidos op grond van de wet niet de bevoegdheid toekomt een verzoek machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening van gesloten jeugdzorg in te dienen, dient naar het oordeel van het hof - mede gezien het vrijheidsbenemende karakter van de maatregel - bij ieder verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een voorziening van gesloten jeugdzorg een individueel mandaatbesluit te worden overgelegd. Op deze manier wordt gewaarborgd dat ieder verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een voorziening van gesloten jeugdzorg wordt getoetst door een wettelijk bevoegde instelling, zoals de Bureaus Jeugdzorg. Dit klemt temeer daar Nidos, naar zij stelt, onafhankelijk functioneert van de door de wet genoemde verzoekers van de betreffende maatregel. Een algemeen mandaatbesluit zoals het onderhavige creëert de facto een nieuwe bevoegde instantie buiten de wet om. Een en ander doet naar het oordeel van het hof teveel afbreuk aan de wettelijke bepaling omtrent de beperkte kring van verzoekers van een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg.
4.8
Nu de wet Nidos niet de bevoegdheid toekent tot het verzoeken van een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg én een individueel mandaatbesluit ontbreekt, concludeert het hof dat Nidos niet bevoegd is een dergelijk verzoek te doen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en Nidos alsnog in haar oorspronkelijke verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 4 juli 2014;
verklaart Nidos alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg van [verzoeker].
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.F. Keulen, E.H. Schulten en K.J. Haarhuis, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Schulten, en is op 18 december 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.