In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van Stichting Nidos om een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg in te dienen. De zaak betreft [verzoeker], een minderjarige die in Nederland verblijft en onder toezicht staat van Nidos. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2014, waarin Nidos was gemachtigd om [verzoeker] in een gesloten jeugdzorginstelling te plaatsen. Nidos had echter geen individueel mandaatbesluit overgelegd, wat volgens het hof noodzakelijk is voor een verzoek tot uithuisplaatsing.
Het hof heeft vastgesteld dat Nidos op grond van de wet niet behoort tot de kring van verzoekers die een machtiging tot uithuisplaatsing kan aanvragen. Dit is in lijn met artikel 29d lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg, dat bepaalt dat Nidos niet bevoegd is om een verzoek tot uithuisplaatsing in te dienen. Het hof heeft de argumenten van Nidos, die stelde dat er sprake was van een omissie van de wetgever, verworpen. De wet is duidelijk en biedt geen ruimte voor interpretatie in het voordeel van Nidos.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kinderrechter wordt vernietigd en dat Nidos niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. Dit benadrukt het belang van een duidelijke wettelijke basis voor vrijheidsbenemende maatregelen, vooral in het kader van de rechten van minderjarigen. Het hof heeft de uitspraak openbaar gedaan, waarbij de griffier aanwezig was, en heeft de beslissing ondertekend door de rechters.