Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
gevestigd te Tiel,
1.Het verdere verloop van de procedure
- de tussenbeschikking van 25 februari 2014;
- een brief van mr. J.P. Snoek namens [verzoeker] van 31 maart 2014, ingekomen ter griffie
van dit hof op 1 april 2014 en
- een brief van mr. J.L.J.J. Nelissen namens TSB van 31 maart 2014, ingekomen ter griffie
2.De verdere motivering van de beslissing
“
Dient in een situatie waarin sprake is van een appelverbod, als appel is ingesteld met een beroep op een zogenoemde ‘doorbrekingsgrond’ en vervolgens het beroep op de doorbrekingsgrond ongegrond is geoordeeld, de appelinstantie te worden beschouwd als ‘de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld’ als bedoeld in artikel 384 Rv?”
3.De beslissing
Dient in een situatie waarin sprake is van een appelverbod, als appel is ingesteld met een beroep op een zogenoemde ‘doorbrekingsgrond’ en vervolgens het beroep op de doorbrekingsgrond ongegrond is geoordeeld, de appelinstantie te worden beschouwd als ‘de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld’ als bedoeld in artikel 384 Rv?”;
EH ’s-Gravenhage;