Uitspraak
WWS,
ECS,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
€ 50.000,-
deelde mij mede dat zij een ventilatiesysteem aan uw bedrijf
overeengekomen de levering en installatie van een
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
De wijziging van eis
6.De omvang van het appel
7.De bespreking van de grieven
grieven I en IIkomen op tegen het oordeel van de rechtbank dat WWS haar klachtplicht heeft geschonden.
had behorente ontdekken. Gelet op het voorgaande is die stelling echter niet relevant. Uitgaande van het moment van feitelijke ontdekking op 29 juni 2010, heeft het 2 ½ maand geduurd voordat ECS bij brief van haar advocaat d.d. 13 september 2010 voor het eerst heeft geklaagd. Gelet op alle omstandigheden van het geval, is het hof van oordeel dat daarmee binnen bekwame tijd na ontdekking is geklaagd. Daarbij komt met name betekenis toe aan het feit dat ECS niet heeft gesteld dat zij door het klagen in september 2010 in plaats van enig eerder moment tussen 29 juni 2010 en 13 september 2010 nadeel heeft ondervonden. ECS spitst haar stellingen over nadeel immers toe op het hier niet relevante tijdsverloop tussen levering van de installatie eind 2008/begin 2009 en het klagen in september 2013. Tussen juni 2010 en september 2010 bestaat in zoverre ook geen verschil dat op beide momenten de installatie al is gemonteerd en het dus evenveel of weinig moeite kost om herstel uit te voeren.
Grief IIIen de in hoger beroep aangevoerde aanvullende rechtsgronden behoeven daarmee geen bespreking meer.
mr. L. Janse, hiertoe benoemd tot raadsheer‑commissaris;
dinsdag 6 januari 2015voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en – zonodig – van hun raadslieden voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van de verschijning zal vaststellen;