ECLI:NL:GHARL:2014:9835

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
200.100.013-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over kosten vervanging ventilatieroosters

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een huurgeschil tussen [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.T. van Dalen, en Buro360 B.V., vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Bijlholt. De zaak is een vervolg op een eerder arrest van het hof en draait om de kosten van de vervanging van ventilatieroosters in een pand. Het hof heeft op 16 december 2014 uitspraak gedaan na een getuigenverhoor en de inbreng van memorie na enquête door beide partijen. De appellant stelt dat de kosten van de vervanging van de ventilatieroosters, zoals vermeld in een factuur van 24 april 2008, voor rekening van Buro360 dienen te komen op basis van een gemaakte afspraak. Het hof heeft overwogen dat de appellant dient te bewijzen dat de vervanging noodzakelijk was. De appellant heeft zichzelf als getuige voorgebracht, maar zijn verklaring als partijgetuige heeft beperkte bewijskracht. Het hof heeft vastgesteld dat de ventilatieroosters op de begane grond en de eerste etage eerder zijn vervangen en dat Buro360 de kosten daarvan heeft gedragen. De appellant heeft verklaard dat de roosters op de tweede etage niet eerder zijn vervangen omdat er geen noodzaak was. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de vervanging van alle roosters noodzakelijk was, maar heeft wel een schatting gemaakt van het aantal roosters dat vervangen moest worden. Uiteindelijk heeft het hof Buro360 veroordeeld tot betaling van € 1.916,- en € 1.000,- aan de appellant, met wettelijke handelsrente, en heeft het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.100.013/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 350121 \ CV EXPL 11-2381)
arrest van de eerste kamer van 16 december 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Buro360 B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Buro360,
advocaat: mr. J.A.M. Bijlholt, kantoorhoudend te Joure.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 22 april 2014 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 17 juni 2014 een getuigenverhoor plaatsgevonden, waar één getuige is gehoord. Vervolgens heeft op 26 augustus 2014 een tegen-getuigenverhoor plaatsgevonden, alwaar eveneens één getuige is gehoord. De hiervan opgemaakte processen-verbaal bevinden zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Daarna heeft eerst [appellant] op 9 september 2014 een memorie na enquête genomen, waarbij tevens een productie in het geding is gebracht en vervolgens Buro360 een antwoordmemorie op 7 oktober 2014.
1.3
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

Voorts met betrekking tot grief III
2.1
Deze grief heeft betrekking op de factuur d.d. 24 april 2008 ad € 4.165,- van [X] voor het vervangen van ventilatieroosters. Volgens [appellant] komt deze nota op grond van de tussen partijen gemaakte bijzondere afspraak over de kosten van onderhoud, voor rekening van Buro360. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat [appellant] dient te bewijzen dat de vervanging van desbetreffende ventilatieroosters noodzakelijk was.
2.2
[appellant] heeft ter voldoening aan deze bewijsopdracht alleen zichzelf als getuige voorgebracht. De verklaring van [appellant] als partijgetuige omtrent door hem te bewijzen feiten kan geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij de verklaring van [appellant] strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De beperking van de bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige geldt niet als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken (ECLI:NL:HR:1995:ZC1688).
2.3
[appellant] heeft als getuige verklaard dat in een directievergadering van het toenmalige [accountantskantoor] is afgesproken dat de vervanging van de ventilatieroosters op de bovenste twee etages van het pand [adres] te [plaats] zou plaatsvinden wanneer deze etages (opnieuw) zouden worden verhuurd. Eind 2006 heeft [Y] zich als huurder voor de tweede etage aangediend en zijn de ventilatieroosters op de tweede etage vervangen.
Dat een dergelijke afspraak binnen [accountantskantoor] is gemaakt, is door de getuige
[getuige] niet bevestigd. Deze heeft verklaard dat er ergens vóór de komst van
[Z] bij [accountantskantoor] - deze kwam begin 2006 - is gesproken over de vervanging van ventilatieroosters. Daarbij is volgens [getuige] niet expliciet aangegeven om welke etages het zou gaan.
2.4
Tussen partijen staat vast dat de ventilatieroosters van de begane grond en de eerste etage rond 2005 zijn vervangen en dat die kosten uiteindelijk zijn gedragen door Buro360.
2.5
Over de noodzaak tot vervanging van alle ventilatieroosters heeft de [appellant] als partijgetuige verklaard dat de oorspronkelijke ventilatieroosters bestonden uit een metalen rooster, met een schuif die van binnen uit wordt bediend met een draaiknop. Door vuilophoping wil de schuif na verloop van enige jaren niet meer bewegen. Als dan iemand hard wrikt, kan de draaiknop afbreken. In 2005 is hij met iemand van [X] het gehele pand doorgelopen en heeft hij geconstateerd dat op alle etages knoppen waren afgebroken en dat roosters vast zaten. Een klein deel van alle roosters functioneerde nog wel. De uitvoerder van [X] zou hem hebben gezegd dat hij beter alle roosters in één keer kon vervangen. Voorts heeft [appellant] verklaard dat de roosters van de derde etage niet rond 2008 zijn vervangen, omdat daartoe nog geen noodzaak was.
2.6
Bij memorie na enquête heeft [appellant] nog een ongetekende verklaring van
[Q] van [X] overgelegd van de navolgende inhoud:
"Er is destijds geconstateerd dat de roosters niet meer werkten. Waarschijnlijk als gevolg van omgevingsvuil, zoals bijvoorbeeld stof en zand. De heer [appellant] heeft ons verzocht nieuwe roosters te bestellen en de oude te vervangen. Er is door [X] niet gezegd/geadviseerd dat de roosters vervangen moesten worden."
2.7
Het hof overweegt dat uit de verklaring van de heer [Q] steun geput kan worden voor de juistheid van het standpunt van [appellant] dat een aantal ventilatieroosters niet meer werkten door vuilophoping. Hoewel daaruit niet met zoveel woorden blijkt dat dit ook betrekking had op ventilatieroosters op de tweede etage, wil het hof dit wel aannemen nu het tegendeel niet blijkt uit de verklaring van [Q] en evenmin uit de verklaring van de getuige [getuige]. Dat er een noodzaak was tot vervanging van de ventilatieroosters blijkt evenwel niet uit de verklaring van [Q], die immers nadrukkelijk tegenspreekt dat er vanuit [X] is geadviseerd tot vervanging van de roosters.
Uit het bijgebrachte bewijs blijkt niet dat vastzittende ventilatieroosters op de tweede etage met intacte knop - niet hadden kunnen worden schoongemaakt in plaats van vervangen.
2.8
[appellant] heeft in zijn memorie na enquête voorts betoogd dat de vervanging van de roosters noodzakelijk was om het verkeerslawaai beter te kunnen dempen. Het hof overweegt dat deze reden voor vervanging niet eerder in de procedure is gesteld. De getuige
[getuige] heeft verklaard dat bij de vervanging van de roosters op de begane grond/eerste etage ter sprake is geweest dat de nieuwe roosters het verkeerslawaai beter zouden dempen. Nergens is gesteld dat er op dat punt ergens klachten waren over de oude roosters - laat staan dat er op dat punt specifieke klachten waren van de huurder van de tweede etage - en dat de oude ventilatieroosters niet aan op dat punt destijds geldende normen voldeden.
2.9
Per saldo acht het hof derhalve slechts aannemelijk geworden dat ook op de tweede etage mogelijk enige ventilatieroosters waren waarvan de knop was afgebroken en die om die reden vervangen moesten worden. Niet aannemelijk is geworden dat de vervanging van alle roosters noodzakelijk was.
2.1
De in geding zijnde factuur heeft betrekking op 32 roosters. Nu geen der partijen zelfs niet bij benadering - heeft verklaard hoeveel roosters met afgebroken knoppen er op de tweede etage waren, zal het hof dat schatten op 8 en de nota voor ongeveer 25% toewijzen, derhalve tot een bedrag van - afgerond nu bij een schatting geen tot op de cent gespecificeerd bedrag behoort - € 1000,-, te verhogen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de datum dat [appellant] dit bedrag heeft voldaan. Daarover hebben partijen zich niet uitgelaten. Het hof zal voorts uitgaan van de uiterste betaaldatum van de factuur van 24 april 2008, te weten 24 mei 2008.
2.11
De grief slaagt ten dele.
Voorts met betrekking tot de grieven I en IV
2.12
Het hof heeft in rechtsoverweging 7 van het tussenarrest [appellant] uitsluitend in staat gesteld te reageren op de stelling van Buro360 dat de proceskostenveroordeling van de eerdere procedure al geheel was voldaan voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in onderhavige procedure, waar [appellant] op dit punt nog een bedrag groot € 9.950,97 heeft meegenomen. Een en ander zou relevant kunnen zijn voor de proceskostenveroordeling in de onderhavige zaak.
2.13
[appellant] erkent dat ter zake door Buro360 op 5 oktober 210 een bedrag groot € 10.034,23 is betaald (en later, na de dagvaarding in eerste aanleg van 18 maart 2011 nog een aanvullend bedrag van € 150,- op 1 juni 2011). Daarmee staat nu vast dat het bedrag waarop [appellant] ter zake, ook volgens het hof (zie rechtsoverweging 6 van het tussenarrest) aanspraak kon maken, meer dan geheel reeds voor de dagvaarding in eerste aanleg was voldaan door Buro360. Derhalve is geen sprake van het eerst na de dagvaarding voldoen van deze vordering, gelijk [appellant] heeft gesteld, en is er ook geheel geen reden om deze vordering ten gunste van [appellant] mee te wegen bij de proceskostenbeslissing in eerste aanleg.
2.14
Per saldo leidt de procedure in hoger beroep ertoe dat Buro360 op het punt van de WOZ 2006 nog aanvullend een bedrag van € 1.916,- en voor de ventilatieroosters nog aanvullend een bedrag van € 1.000,- aan [appellant] dient te betalen, beide bedragen te verhogen met wettelijke handelsrente, respectievelijk vanaf 31 maart 2006 en vanaf 24 mei 2008. Gelet op deze uitkomst ligt compensatie van kosten in hoger beroep in de rede. Ook inclusief deze bedragen is per saldo nog steeds ruwweg de helft van het bij inleidende dagvaarding gevorderde bedrag toegewezen, zodat het hof geen reden aanwezig acht voor een andere beslissing ten aanzien van de proceskosten in eerste aanleg in conventie dan de reeds door de kantonrechter uitgesproken compensatie van kosten. De grieven I en IV treffen geen doel.
De slotsom
2.15
Het hof zal het vonnis, voor zover in conventie gewezen, vernietigen uitsluitend voor zover daarbij niet ook zijn toegewezen de bedragen van € 1.916,- en € 1.000,- met de wettelijke handelsrente als hiervoor aangeduid, en opnieuw rechtdoende die bedragen alsnog toewijzen.
Voor het overige wordt het vonnis in conventie bekrachtigd. De beoordeling in reconventie is in hoger beroep niet aangevochten.
2.16
De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten dient te dragen.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 20 september 2011,
uitsluitendvoor zover daarbij niet ook zijn toegewezen de (nadere) vorderingen betreffende de WOZ-factuur van 2006 ad € 1916,- en een gedeelte van de factuur betreffende de vervanging van ventilatieroosters op de tweede verdieping en in zoverre opnieuw rechtdoende, veroordeelt Buro360 tot betaling aan [appellant] van € 1.916,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 31 maart 2006 en tot betaling aan [appellant] van € 1.000,- te vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 24 mei 2008, in beide gevallen tot de dag der algehele betaling;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
compenseert de kosten die op het hoger beroep zijn gevallen in die zin dat elke partij de eigen kosten dient te dragen.
verklaart dit arrest, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. L. Groefsema en mr. K.E. Mollema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 december 2014.