Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
Stichting Redemptio,
1.Het geding in eerste aanleg
5 februari 2013 en 11 juni 2013 die de kantonrechter (rechtbank Oost-Nederland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo respectievelijk rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo) tussen [appellante] als eiseres en Redemptio als gedaagde heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
a. Redemptio zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 19.403,91 bruto
(€ 23.323,17 zoals laatstelijk gevorderd in de procedure in eerste aanleg, vermeerderd met
in de bij akte d.d. 12 maart 2013 naar de mening van [appellante] ten onrechte opgenomen aftrek
van 33 uur aangaande werkzaamheden voor SCT in februari (het hof begrijpt:) 2011 ad
€ 420,09 met vakantietoeslag 8% ad € 33,60 en eindejaarsuitkering 4,5% ad € 18,90,
door de kantonrechter in het vonnis van 11 juni 2013), althans een zodanig bedrag als het
hof in goede justitie vaststelt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata na
b. Redemptio zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van de wettelijke verhoging ex artikel
7:625 BW ter hoogte van 20% van de hoofdsom, althans een zodanige verhoging als het
30 april 2006;
c. Redemptio zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 833,- zijnde de
buitengerechtelijke incassokosten van rechtsbijstand, althans een zodanig bedrag dat het
hof in goede justitie vaststelt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der
dagvaarding van 27 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. Redemptio zal veroordelen tot betaling van de kosten van beide instanties.
niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar grieven zal verwerpen en haar zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
3.De vaststaande feiten
Vanaf week 11 van 2009 is [appellante] PR- en acquisitiewerkzaamheden voor de Stichting Catering Twente (hierna: SCT) gaan verrichten.
“
Artikel 5 ArbeidsduurDe arbeidsduur bedraagt 0 uren gemiddeld per week. De arbeidsduur is flexibel. Het aantal te werken uren per week zal gaan afhangen van de bezetting in het huis. In periodes van lage bezetting zullen het aantal te werken uren laag of nihil zijn. Op basis van de planning zal het aantal te werken uren enkele weken vooraf worden bepaald.”
15 februari 2011 wegens bedrijfseconomische omstandigheden geen werkzaamheden meer voor [appellante] beschikbaar heeft.
25 uur per week vanaf de maand april 2011 (over de maand maart 2011) en zo vervolgens maandelijks en Redemptio geboden om [appellante] uiterlijk binnen een week na betekening van het vonnis toe te laten tot het verrichten van haar gebruikelijke werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is de feitelijke situatie sinds indiensttreding zo gewijzigd dat er van moet worden uitgegaan dat er gaandeweg een arbeidsovereenkomst is ontstaan met een omvang van gemiddeld 25 uur per week en is vooralsnog niet gebleken dat er onvoldoende werk is voor [appellante] voor gemiddeld 25 uur per week.
4.De motivering van de beslissing
a. voor recht zal verklaren dat sprake is van een tussen partijen tot 1 september 2011
geldende arbeidsovereenkomst met een omvang van 119,5 uur per maand;
b. Redemptio zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 10.466,27, althans
een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie zal bepalen, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf de vervaldata na 1 januari 2008 van het maandelijks aan [appellante]
verschuldigde loon tot aan de dag der algehele voldoening;
c. Redemptio zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van de wettelijke verhoging ex artikel
vanaf de vervaldata na 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. Redemptio zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 833,-, zijnde de
buitengerechtelijke kosten voor rechtsbijstand, althans een zodanig bedrag als de
kantonrechter in goede justitie zal bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
met veroordeling van Redemptio in de kosten van deze procedure.
[appellante] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat op basis van de periode oktober 2007 tot en met december 2007 – met inachtneming van artikel 7:610b BW – een arbeidsovereenkomst is ontstaan met een omvang van gemiddeld 119,15 uur per maand. Op basis van deze arbeidsovereenkomst heeft Redemptio over de periode van januari 2008 tot en met augustus 2011 (zie productie 4 bij inleidende dagvaarding) te weinig uren aan [appellante] uitbetaald.
a. voor recht zal verklaren dat sprake is van een tussen partijen tot 1 september 2011
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata na 30 april 2006;
Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat Redemptio over de periode van april 2006 tot en met augustus 2011 te weinig uren aan [appellante] heeft uitbetaald.
Toepasselijkheid van artikel 7:610b BW4.6 Redemptio heeft als meest verstrekkende verweer tegen de loonvordering van [appellante] aangevoerd dat het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW in de onderhavige zaak toepassing mist, omdat de omvang van het dienstverband van [appellante] bij Redemptio duidelijk was en de feitelijk door [appellante] verrichte arbeid zich niet structureel op een hoger niveau bevond dan tussen partijen was overeengekomen. [appellante] bepaalde veelal zelf wanneer en hoeveel uren ze werkte, aldus Redemptio.
“
(…) Indien het hof ervan is uitgegaan dat een verzoek tot vaststelling van het aantal werkuren aan de hand van het rechtsvermoeden van art. 7:610b niet kan worden toegewezen met ingang van een datum vóór die van de indiening van dat verzoek, is het uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Noch de tekst van de wet, noch haar totstandkomingsgeschiedenis biedt steun voor een zodanig beperkte uitleg. Indien het oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat de omstandigheden van het onderhavige geval ertoe nopen de toewijzing aldus te beperken, heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. (…).”
Referteperiode4.13 Wat betreft de referteperiode is het hof van oordeel dat het in de rede ligt de gemiddelde arbeidsduur over een periode van meer dan drie maanden te berekenen, omdat [appellante] langere tijd en structureel een wisselend aantal uren bij Redemptio heeft gewerkt. Het hof zal overeenkomstig de stelling van Redemptio uitgaan van een referentieperiode van een jaar voorafgaand aan de maand waarin de arbeidsomvang ingrijpend is gewijzigd, oftewel van een referteperiode van 1 februari 2010 tot 1 februari 2011. Uit de als productie 4 bij de inleidende dagvaarding overgelegde salarisspecificaties blijkt dat [appellante] in die periode in totaal gemiddeld 110 uur per maand heeft gewerkt. Het hof is ervan uitgegaan dat, zoals [appellante] onbetwist in haar conclusie van repliek heeft gesteld, de door Redemptio verstrekte salarisspecificaties betrekking hadden op de arbeid die [appellante] in de maand daarvoor had verricht. Het hof zal dan ook voor recht verklaren dat in de periode van 1 februari 2011 tot
5.Slotsom
6.De beslissing
veroordeelt Redemptio om over de periode van 1 februari 2011 tot 1 september 2011 tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te betalen een bedrag aan loon van € 12,73 bruto per uur over 110 uur per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, een eindejaarsuitkering van 4,5% en de wettelijke verhoging van 10% over deze bedragen, verminderd met het bedrag aan loon c.a. dat Redemptio reeds over deze periode aan [appellante] heeft voldaan;