Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
gevestigd te Tiel,
1.Het verloop van de procedure1.1 Bij verzoekschrift van 30 september 2014, ingekomen ter griffie van dit hof op diezelfde datum, heeft [verzoeker] verzocht dat het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de door de kantonrechter te Tiel gegeven bestreden beschikking van 14 september 2012 en/of de beschikking van dit hof van 24 september 2013 (200.115.6701/01) zal herroepen en het geding geheel, dan wel subsidiair gedeeltelijk, zal herroepen, waarbij partijen de gelegenheid krijgen hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen (overeenkomstig artikel 387 jo. 391 Rv) en nadien alsnog, opnieuw rechtdoende, de verzoeken tot ontbinding zal toewijzen op grond van een verandering van omstandigheden met een ontbinding per 31 december 2012, althans per een door het hof in goede justitie te bepalen datum, onder toekenning van een vergoeding van € 1.040.000,- bruto en € 30.000,- bruto ten titel van immateriële schadevergoeding dan wel een in goede justitie te bepalen vergoeding aan [verzoeker], met veroordeling van TSB in de proceskosten van de reeds eerder gevoerde ontbindingsprocedure, alsmede de kosten van deze procedure.
[verzoeker] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn herroepingsverzoek;
II subsidiair
het verzoek van [verzoeker] tot herroeping zal afwijzen;
III meer subsidiair
de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van gewichtige redenen zal ontbinden
per een zodanig spoedige datum als (het hof begrijpt:) het hof in goede justitie zal
menen te behoren, zonder daarbij aan [verzoeker] een vergoeding toe te kennen;
IV primair, subsidiair en meer subsidiair
zal veroordelen in de kosten van dit geding.
2.De motivering van de beslissing2.1 Bij beschikking van 14 september 2012 heeft de kantonrechter (rechtbank Arnhem, burgerlijk recht, sector kanton, locatie Tiel 823908) op verzoek van TSB de arbeidsovereenkomst tussen TSB en [verzoeker] op de voet van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ontbonden met ingang van 14 september 2012. De kantonrechter heeft daarbij geen ontslagvergoeding aan [verzoeker] toegekend. Bij beschikking van 24 september 2013 (zaaknummer 200.115.670/01) heeft het hof het hoger beroep dat [verzoeker] tegen deze beschikking heeft gericht verworpen, omdat [verzoeker] naar het oordeel van het hof onvoldoende heeft onderbouwd dat het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor is geschonden.
Dient in een situatie waarin sprake is van een appelverbod, als appel is ingesteld met een beroep op een zogenoemde ‘doorbrekingsgrond’ en vervolgens het beroep op de doorbrekingsgrond ongegrond is geoordeeld, de appelinstantie te worden beschouwd als ‘de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld’ als bedoeld in artikel 384 Rv?”
3.De beslissing
W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014.