ECLI:NL:GHARL:2014:971

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
200.040.689-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en schorsing van de procedure na faillietverklaring

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 11 februari 2014 een arrest gewezen in het kader van een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over de staat van een boot en de daarbij behorende installaties. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 30 juli 2013 de inhoud van de zaak vastgesteld en op 14 oktober 2013 een comparitie van partijen gehouden. Tijdens deze comparitie zijn deskundigen voorgesteld door [appellante] om de technische staat van de boot te beoordelen.

Echter, na de aanvraag voor arrest is [appellante] in staat van faillissement verklaard. Dit heeft gevolgen voor de procedure, aangezien de vordering van [geïntimeerde] gericht is op voldoening uit de boedel van [appellante]. Het hof heeft vastgesteld dat de faillietverklaring leidt tot een schorsing van de procedure op grond van artikel 29 van de Faillissementswet.

Het hof heeft besloten dat, ondanks de faillietverklaring, de procedure zijn loop moet hernemen, maar dat de zaak na het wijzen van het tussenarrest alsnog geschorst wordt. De zaak is doorgehaald op de rol, in afwachting van de afwikkeling van het faillissement van [appellante] en de vordering van [geïntimeerde]. Het hof heeft de zaak verwezen voor akte uitlating, waarbij de verdere procedure afhankelijk is van de uitkomst van het faillissement.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.040.689/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 154577/HA ZA 09-239)
arrest van de tweede kamer van 11 februari 2014
in de zaak van
[appellante],
gevestigd te [woonplaats],
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. I.M.F. van Emstede, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.J. Douwes, kantoorhoudend te Apeldoorn.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 juli 2013 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Op 14 oktober 2013 is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal van de comparitie is gevoegd bij de stukken.
1.2
Vervolgens is partijen gelegenheid gegeven zich uit te laten over de persoon van een te benoemen deskundige. Daartoe zijn zijdens [appellante] drie deskundigen voorgesteld.
1.3
Ten slotte zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft nog geen beslissing genomen ten aanzien van de vraag of de volgende zaken bij aflevering van de boot wel of niet goed functioneerden:
- het kompas en het echolood;
- de watertoevoer in de keuken, handpomp en elektrische voetpomp;
- de gasinstallatie en de elektrische installatie;
- de verwarming bij het wc-schot.
2.2
Volgens [geïntimeerde] waren de genoemde zaken defect bij aflevering van de boot. [appellante] heeft dat gemotiveerd weersproken. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 8 mei 2012 geoordeeld dat het, voor de nadere beoordeling van deze onderdelen van het geschil, behoefte heeft aan advies door een deskundige.
2.3
Nu het hof bekend is met het feit dat [appellante] nadat partijen om arrest hadden gevraagd in staat van faillissement is verklaard, geldt het volgende. De vordering van [geïntimeerde] is gericht op voldoening uit de boedel. Ook de gevorderde verklaring voor recht dient, blijkens de vordering voor het overige, geen ander doel dan ondersteuning van een vordering tot voldoening uit de boedel waarvan de omvang zo nodig dient te worden opgemaakt bij staat.
2.4
Op grond van artikel 29 Fw wordt het geding na de faillietverklaring van rechtswege geschorst. Op grond van artikel 30 Fw blijft schorsing achterwege als de faillietverklaring (zoals hier het geval is) plaatsvond
nadatpartijen om arrest hadden gevraagd. Indien dat arrest (zoals in de onderhavige zaak) een tussenarrest is, herneemt de procedure zijn loop en wordt deze op grond van artikel 29 Fw alsnog geschorst na het wijzen van dit tussenarrest.
2.5
Het thans benoemen van een deskundige ligt niet voor de hand. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor uitlating aangaande het verdere verloop van deze procedure in afwachting van de afwikkeling van het faillissement van [appellante] en het lot van de vordering van [geïntimeerde] in dat faillissement.
2.6
In artikel 2.23 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven is bepaald dat indien de gehele zaak met toepassing van artikel 29 Faillissementswet van rechtswege is geschorst, de zaak ambtshalve wordt doorgehaald.
Beslissing
Het gerechtshof:
verwijst de zaak voor akte uitlating overeenkomstig hetgeen is overwogen onder 2.5;
verstaat voorts dat nu [appellante] in staat van faillissement is verklaard, de zaak ambtshalve is geschorst ex art. 29 Fw en bepaalt dat de zaak op de rol van heden wordt doorgehaald.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A. Wind, L. Janse en G. van Rijssen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
11 februari 2014.