ECLI:NL:GHARL:2014:9660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
ks 24-001892-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak na gebrek aan bewijs van criminele herkomst van goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was aangeklaagd voor witwassen, maar het hof heeft hem vrijgesproken. De advocaat-generaal had gevorderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, maar het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde.

De zaak draaide om de vraag of de verdachte goederen had verworven die afkomstig waren uit misdrijf. De advocaat-generaal baseerde zijn standpunt op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Het hof oordeelde dat de vermogensbestanddelen waarover de verdachte de beschikking had, niet konden worden aangemerkt als afkomstig uit misdrijf, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze goederen daadwerkelijk uit criminele activiteiten voortkwamen.

Het hof heeft de tenlastelegging van de advocaat-generaal kritisch bekeken en vastgesteld dat de verdachte in het verleden weliswaar veroordeeld was voor drugsdelicten, maar dat er in deze specifieke zaak geen bewijs was dat de in beslag genomen geldbedragen en voertuigen uit misdrijf afkomstig waren. De verdachte had legale inkomsten en de herkomst van de in beslag genomen goederen kon niet worden vastgesteld als zijnde van criminele oorsprong.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens is gelast dat de in beslag genomen goederen, waaronder een BMW en een Opel, aan de verdachte worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de herkomst van goederen duidelijk aan te tonen voordat iemand kan worden veroordeeld voor witwassen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001892-11
Uitspraak d.d.: 11 december 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 september 2011 met parketnummer 07-620475-09 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 november 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens de verbeurdverklaring gevorderd ten aanzien van de in beslaggenomen personenauto's, te weten de BMW 5er en de Opel Astra. Tot slot heeft de advocaat-generaal teruggave gevorderd van het inbeslaggenomen geld ter waarde van € 1775,40. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. den Haan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 16 juli 2010, te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of te [plaats3], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachte's mededader(s) meermalen, althans eenmaal, een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) (onder meer zoals beschreven in bijlage 5 van het dossier) en/of een (personen)auto (merk Opel, type Astra Cabrio) en/of een (personen)auto (merk BMW, type 5er) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) en/of (een) auto('s), gebruik gemaakt, terwijl verdachte en/of verdachte's mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Uitleg tenlastelegging
In de tenlastelegging is opgenomen de zinsnede “een of meerdere geldbedrag(en)”. In samenhang met de onderzoeksresultaten begrijpt het hof dat de steller van de tenlastelegging hierbij het oog heeft gehad op de overgemaakte money-transferbedragen, het geld dat verdachte van zijn broer heeft gekregen en het van [betrokkene] ontvangen bedrag.
Ook de advocaat-generaal is ter zitting van deze uitleg uitgegaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Van witwassen is sprake wanneer iemand goederen waarvan die persoon weet dat deze onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit misdrijf, verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet.
Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen ten aanzien van meerdere geldbedragen, een personenauto van het merk BMW en een personenauto van het merk Opel.
Uit de stukken van het dossier valt af te leiden dat er ten aanzien van verdachte aanvankelijk een verdenking heeft bestaan dat hij zich schuldig zou maken aan in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Blijkens het dossier is er naar verdachte onderzoek gedaan over de periode van 8 januari 2008 tot 23 februari 2009. Tijdens dit onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat verdachte zich in die periode daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan dergelijke strafbare feiten.
Op basis van het dossier kan derhalve niet worden bewezen dat het geld en de goederen die verdachte voorhanden had uit een misdrijf in het kader van de Opiumwet afkomstig zijn.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het feit dat verdachte in het verleden is veroordeeld wegens drugsdelicten (gepleegd in 1994 en 2001) in combinatie met de beschikbaarheid voor verdachte van - zoals de advocaat-generaal dit noemt - onverklaarbare hoeveelheden geld, onvoldoende aanwijzingen om vast te stellen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen en gelden een criminele herkomst hebben.
De advocaat-generaalheeft - kort gezegd - gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen ten aanzien van:
1) Het ontvangen geldbedrag van [betrokkene] ter waarde van € 30.000,-
Verdachte heeft dit geld in 2004 van [betrokkene] verkregen, zodat er in 2005 over dit bedrag aangifte inkomstenbelasting had moeten worden gedaan. Nu verdachte dit heeft nagelaten is er sprake van een fiscaal delict en valt dit bedrag in zijn geheel onder de witwasbepaling. Verdachte heeft de herkomst van dit geld verhuld doordat dit bedrag op rekening van medeverdachte [medeverdachte] is gestort.
2) Het ontvangen geld van de broer van verdachte [broer verdachte] ten bedrage van € 15.000,-
Ook het bedrag dat verdachte van zijn broer heeft ontvangen voor werkzaamheden in diens bedrijf [bedrijf] valt in zijn geheel onder de witwasbepaling. Verdachte heeft dit geld ontvangen als loon en heeft deze inkomsten niet opgegeven aan de belastingdienst. Hierdoor is er sprake van een fiscaal delict en valt dit bedrag daardoor in zijn geheel onder de witwasbepaling. Het bedrag van € 15.000,- is kennelijk omgezet in consumptiegoederen, het geld is in elk geval verdwenen, zodat - nu dit geld niet meer als contant geld aanwezig is - gesproken kan worden van witwassen.
3) De inbeslaggenomen auto's (BMW en Opel).
Deze auto's zijn - afgezien van een inruilbedrag - betaald met geld waarvan de herkomst onbekend is. Van dit geld is de herkomst dus daadwerkelijk verhuld door verdachte, zodat er sprake is witwassen.
4) Money Transfers.
Verdachte heeft veel geldbedragen overgemaakt middels zogenaamde money-transfers. Van dit geld is de herkomst dus daadwerkelijk verhuld door verdachte, zodat er sprake is witwassen.

Het hof overweegt als volgt:

De advocaat-generaal heeft - kort gezegd - gesteld dat inkomen dat niet is opgegeven aan de belastingdienst volgens de jurisprudentie in zijn geheel als van misdrijf afkomstig en dus als witgewassen kan worden beschouwd. De advocaat-generaal heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 7 oktober 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2774).
In het hiervoor aangehaalde arrest beantwoordt de Hoge Raad de vraag of onder voorwerpen 'afkomstig (…) uit enig misdrijf' in de zin van voormelde bepalingen mede kunnen worden verstaan vermogensbestanddelen die weliswaar (oorspronkelijk) op legale wijze zijn verkregen, maar waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken.
De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en verwoordt dit aldus:
'Aan zijn hiervoor onder 3.3 weergegeven oordeel dat de verdachte van het haar ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, heeft het hof kennelijk ten grondslag gelegd dat vermogensbestanddelen, waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, niet kunnen worden aangemerkt als “voorwerpen afkomstig (…) van enig misdrijf” in de zin van art. 420bis en 420quater Sr. Dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.
Die vermogensbestanddelen kunnen in zoverre worden aangemerkt als van misdrijf afkomstig in de zin van voormelde bepalingen'.
In het voorgaande leest het hof - anders dan de advocaat-generaal - dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft
doordatde belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als van misdrijf afkomstig. Deze conclusie maakt dat slechts het niet afgedragen belastingdeel in aanmerking komt als zijnde uit misdrijf afkomstig. Over dat bedrag heeft men immers (nog) de beschikking,
doordatde belasting is ontdoken.
Het hof gaat bij de verdere beoordeling van de onderhavige zaak uit van bovenstaand standpunt.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van witwassen ten aanzien van :
1) Het ontvangen geldbedrag van [betrokkene] ter waarde van € 30.000,-
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden, kan worden afgeleid dat verdachte dit geld heeft gekregen van [betrokkene]. Derhalve kan worden aangenomen dat dit geld niet 'uit misdrijf afkomstig' is. Vast staat wel dat verdachte dit geld niet heeft opgegeven aan de belastingdienst.
2) Het ontvangen geld van de broer van verdachte [broer verdachte] ten bedrage van € 15.000,-
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden, waaronder de verklaring van verdachte en de verklaring van de broer van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte van tijd tot tijd verschillende hand- en spandiensten bij zijn broer in het bedrijf verrichtte. Tevens kan op basis van hun verklaringen worden vastgesteld dat verdachte zo nu en dan (leef)geld kreeg van zijn broer. Uit de verklaring van [broer verdachte], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 februari 2011 blijkt dat [broer verdachte] verdachte niet betaalde voor zijn hulp binnen het bedrijf.
[broer verdachte] heeft verklaard dat hij een goede band met zijn broer had en dat hij zijn broer wel hielp wanneer zijn broer geld nodig had. Gezien deze verklaring van de broer van verdachte en het feit dat uit deze verklaring blijkt dat [broer verdachte] verdachte ook al wel geld gaf voor dat verdachte hand- en spandiensten voor hem verrichtte, leidt het hof af dat de broer van verdachte, in geval van financiële nood, verdachte ondersteunde.
3) De inbeslaggenomen auto's (BMW en Opel).
Anders dan de advocaat-generaal kan het hof op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden niet vaststellen dat verdachte de BMW heeft gekocht met geld dat uit misdrijf afkomstig is geweest. Uit het dossier blijkt dat verdachte ook een legale bron van inkomsten had. Verdachte heeft namelijk gedurende de periode 2002 tot 2009 in loondienst gewerkt bij [bedrijf2].
Het is derhalve mogelijk dat verdachte deze auto van dat geld heeft betaald. Er kan naar het oordeel van het hof derhalve niet zonder meer gesteld worden dat het niet anders kan zijn, dan dat deze BMW middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig is. Verdachte zal derhalve ten aanzien van het witwassen van deze auto worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de Opel Astra merkt het hof het volgende op. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden, blijkt dat deze auto (voor het overgrote deel) is betaald door medeverdachte [medeverdachte]. Door [medeverdachte] is verklaard dat ze al jarenlang een vaste baan heeft (gehad), geld heeft gespaard en van dat geld deze auto heeft gekocht. De inkomsten van deze medeverdachte worden gestaafd door opgevraagde gegevens van de Belastingdienst. Gezien de aanschafwaarde van deze auto en het vaste inkomen van [medeverdachte] kan naar het oordeel van het hof niet gezegd worden dat het niet anders kan zijn, dan dat deze auto middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig is. Verdachte zal derhalve ten aanzien van het witwassen van deze auto worden vrijgesproken.
4) Money-transfers.
Uit de stukken blijkt dat verdachte meermalen geld heeft overgemaakt middels zogenaamde money-transfers. Verdachte heeft verklaard dat hij - gezien zijn baan bij [bedrijf2] - vaak door anderen werd gevraagd geld over te maken. Volgens verdachte maakte hij geen geld van hemzelf over. Het betrof veelal relatief kleine bedragen. Het hof heeft op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet kunnen vaststellen of het door verdachte overgemaakte geld van misdrijf afkomstig is geweest. Witwassen met betrekking tot deze bedragen kan derhalve niet worden bewezen, zodat verdachte ten aanzien van dit onderdeel eveneens zal worden vrijgesproken.
Uit het vorenstaande volgt dat met betrekking tot de gelden genoemd onder 1 en 2 alleen sprake kan zijn geweest van witwassen, voor zover het gelden betreffen die verdachte onder zich heeft gehad als gevolg van het plegen van een fiscaal delict.
Van het geld onder 1heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dit geld niet behoefde op te geven aan de belastingdienst omdat dit een gift van [betrokkene] betreft en dat er over een gift in sommige situaties, bijvoorbeeld wanneer de schenker al lange tijd niet meer in Nederland woont, zoals bij [betrokkene] het geval is of het geld is geschonken wegens een morele verplichting, geen belasting behoeft te worden afgedragen.
De advocaat-generaal heeft naar aanleiding van dit verweer aangevoerd dat niet duidelijk is of het inderdaad een gift betreft van [betrokkene] en evenmin hoe lang de schenker in het buitenland dient te wonen voordat sprake is van belastingvrijstelling.
Het hof overweegt als volgt.
[betrokkene] heeft € 30.000,- overgemaakt op rekening van medeverdachte [medeverdachte]. [betrokkene] heeft bij deze overboeking vermeld dat dit bedrag een 'gift' betreft. Bij gebrek van contra-indicaties neemt het hof, in navolging van de verdediging, aan dat het geld afkomstig van [betrokkene] een gift betreft. Nu uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting niet gebleken is dat verdachte belastingplichtig was ten aanzien van deze schenking - het openbaar ministerie kon ter zake ook geen duidelijkheid verschaffen - kan niet worden vastgesteld of verdachte door de schenking niet aan te geven bij de Belastingdienst geld voorhanden heeft gehad dat (voor een deel) van misdrijf afkomstig was. Het hof zal verdachte derhalve ook ten aanzien van dit onderdeel vrij spreken.
Onder 2gaat het om geld dat verdachte van zijn broer heeft gekregen en dat door het hof wordt aangemerkt als een gift. Uit de stukken blijkt dat verdachte in totaal € 15.000,- van zijn broer heeft gekregen. Dit geld heeft verdachte gedurende een aantal jaren in kleine bedragen ontvangen. Het is niet duidelijk over hoeveel jaren verspreid verdachte dit geld heeft gekregen. Het bedrijf van zijn broer heeft vijf jaren bestaan, maar zijn broer heeft verklaard dat hij verdachte ook al geld gaf, voordat hij met dit bedrijf was begonnen. Niet duidelijk is dus hoeveel geld verdachte per jaar heeft ontvangen van zijn broer. Gezien de belastingvrije voet bij schenkingen is het mogelijk dat verdachte in het geheel niet belastingplichtig is geweest over de verschillende bedragen die hij van zijn broer heeft ontvangen. Gezien het vorenstaande kan niet worden vastgesteld of verdachte door deze schenkingen niet op te geven aan de Belastingdienst geld voorhanden heeft gehad dat (voor een deel) van misdrijf afkomstig is. Het hof zal verdachte derhalve ook van dit laatste onderdeel vrij spreken.
De raadsman heeft primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging van verdachte. Gelet op de hierna volgende uitspraak heeft verdachte geen belang meer bij een beslissing van het hof op dit punt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld ter waarde van € 1.775,40.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de personenauto BMW 5er, met kenteken 89-RZ-RH en de personenauto Opel Astra met kenteken 71-LP-NS.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. H.J. Deuring, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 11 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.